Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

In een onteigeningsbeschikking wijst een bestuursorgaan de te onteigenen onroerende zaken aan.

Art. 11.3 Ow.

Een bestuursorgaan neemt deze beschikking pas nadat zij heeft geprobeerd de onroerende zaken minnelijk te verwerven.

Art. 11.7 lid 1 onder a Ow.

Als de minnelijke verwerving niet lukt, dan volgt het juridische startpunt: de onteigeningsbeschikking.

Art. 11.3 en 11.4 Ow. Zie ook T. Pranger en H. Wiersema, ‘Onteigenen nieuwe stijl: beschikken en bekrachtigen’. Omgevingsweb, 9 juli 2021.

De onteigeningsbeschikking is een nieuw fenomeen, in het voormalig onteigeningsrecht was het juridische startpunt doorgaans het verzoek aan de Kroon. Van belang is dat onder de Omgevingswet de mogelijkheid tot vooroverleg en de voortoets bij de Kroon dus niet terugkomen.

Voorbereiding

De beschikking wordt voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (UOV).

Art. 16.33b Ow.

De ontwerp onteigeningsbeschikking moet ter inzage worden gelegd met ‘(…) de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp (…)’.

Art. 3.11 Awb.

Dit zijn in ieder geval een grondtekening en het ontwerp van of het vastgestelde/verleende planologische besluit dat ten grondslag ligt aan de onteigening. Op de grondtekening moet in ieder geval vermeld worden:

  • de ligging van de percelen van de te onteigenen onroerende zaken en de kadastrale nummers van desbetreffende percelen, op een goed afleesbare en op de tekening vermelde schaalgrootte;

  • alle onroerende zaken die onteigend gaan worden;

  • de aansluiting van de onroerende zaken op het daaromheen gelegen gebied;

  • een noordpijl en de naam van de gemeente waar de onroerende zaken zich bevinden.

    Art. 7.6 Ob.

Belanghebbenden kunnen tijdens de UOV-zienswijzen indienen.

Art. 3:15 lid 1 Awb.

De beschikking wordt door het bevoegd gezag voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (UOV). Deze procedure staat in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit houdt in dat het ontwerp van de onteigeningsbeschikking met bijbehorende stukken ter inzage wordt gelegd. Belanghebbenden kunnen bij het bevoegd gezag mondeling of schriftelijk zienswijzen (meningen) indienen.

Ontwerp

De onteigeningsbeschikking, eventueel na wijziging door de ingebrachte zienswijzen, moet daarna worden bekrachtigd door de bestuursrechter. De onteigeningsbeschikking dient in ieder geval bepaalde informatie te bevatten, zoals de kadastrale aanduidingen en grootte van de percelen waar het te onteigenen onroerende goed ligt. Als een gedeelte van een perceel wordt opgenomen, dan moet de grootte van dat gedeelte worden opgenomen. Verder moet de beschikking de namen van de eigenaren, de beperkt gerechtigden en de naam van de onteigenaar vermelden. Tenslotte moet de beschikking in ieder geval ook een beschrijving bevatten van de beoogde vorm van ontwikkeling, gebruik of beheer van de fysieke leefomgeving waarvoor de onteigening nodig is.

Art. 7.5 Ob.

Voorts vermeldt het bestuursorgaan bij de bekendmaking en de kennisgeving van de onteigeningsbeschikking in ieder geval:

  • welke rechtbank wordt verzocht de onteigeningsbeschikking te bekrachtigen;

  • dat belanghebbenden binnen zes weken na de dag waarop de onteigeningsbeschikking ter inzage is gelegd bij die rechtbank schriftelijke bedenkingen kunnen inbrengen;

  • dat de onteigeningsbeschikking in werking treedt na de dag waarop de uitspraak van de rechter is bekendgemaakt.

    Art. 16.33d lid 2 Ow.

Na vaststelling wordt de onteigeningsbeschikking bekendgemaakt, ter inzage gelegd en toegezonden aan belanghebbenden.

Zie paragraaf 16.3.8 Ow.

Na bekendmaking van de onteigeningsbeschikking, kan de onteigenaar het verzoek tot vaststellen van de schadeloosstelling indienen bij de rechtbank.

Art. 11.14 Ow.

Vanaf dat moment lopen de fase van de onteigeningsbeschikking (bestuursrechter) en schadeloosstelling (burgerlijke rechter) parallel.

Bekrachtiging onteigeningsbeschikking door bestuursrechter

De onteigeningsbeschikking moet worden bekrachtigd door de bestuursrechter (afdeling 16.9 Omgevingswet). De bekrachtigingsprocedure start door een verzoek aan de rechtbank van het bevoegd gezag. Dus een verzoek van het bestuursorgaan dat de onteigeningsbeschikking heeft gegeven. Het bevoegd gezag dient dit verzoek in binnen zes weken nadat de onteigeningsbeschikking ter inzage is gelegd. Tijdens deze periode van zes weken kunnen belanghebbenden bedenkingen indienen bij de bestuursrechter. Belanghebbenden zijn degenen die een grondgebonden belang hebben, zoals eigenaren, pachters en huurders.

Art. 16.97 Ow.

Ook een belanghebbende die geen zienswijze indiende bij het bevoegd gezag, kan wel een bedenking indienen bij de bestuursrechter.

De bestuursrechter doet, of er nu wel of niet bedenkingen zijn ingediend, in ieder geval een basistoets. Daarbij toetst de bestuursrechter of de onteigeningsbeschikking:

  • volgens wettelijk voorgeschreven vormvoorschriften tot stand is gekomen

  • voldoet aan de criteria: onteigeningsbelang, noodzaak en urgentie (artikel 16.107 Omgevingswet).

  • de bestuursrechter kan op basis van de bedenkingen een meer casusspecifieke toetsing van de rechtmatigheid voor een bepaalde rechthebbende uitvoeren.

Hoger beroep bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Het bevoegd gezag maakt de uitspraak van de bestuursrechter bekend en stuurt de uitspraak naar belanghebbenden. Belanghebbenden en het bevoegd gezag kunnen hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Afdeling 16.10 Ow.

Inwerkingtreding onteigeningsbeschikking dag na terinzagelegging

Als er geen hoger beroep is ingesteld, of na de uitspraak in hoger beroep, legt het bevoegd gezag de uitspraak van de bestuursrechter ter inzage. Hierbij ligt ook de onteigeningsbeschikking opnieuw ter inzage. Een onteigeningsbeschikking die door de bestuursrechter is bekrachtigd treedt op de dag na terinzagelegging van de uitspraak in werking.

Art. 16.33e Ow.