Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 15a

  • 1

    De voorwaardelijke invrijheidstelling geschiedt onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

  • 2

    Aan de voorwaardelijke invrijheidstelling kunnen daarnaast bijzondere voorwaarden betreffende het gedrag van de veroordeelde worden gesteld. Indien aan de voorwaardelijke invrijheidstelling een bijzondere voorwaarde is gesteld, zijn daaraan van rechtswege de voorwaarden verbonden dat de veroordeelde:

    • a.

      ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en

    • b.

      medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 15b, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

  • 3

    De bijzondere voorwaarden kunnen inhouden:

    • 1°.

      een verbod contact te leggen of te laten leggen met bepaalde personen of instellingen;

    • 2°.

      een verbod zich op of in de directe omgeving van een bepaalde locatie te bevinden;

    • 3°.

      een verplichting op bepaalde tijdstippen of gedurende een bepaalde periode op een bepaalde locatie aanwezig te zijn;

    • 4°.

      een verplichting zich op bepaalde tijdstippen te melden bij een bepaalde instantie;

    • 5°.

      een verbod op het gebruik van verdovende middelen of alcohol en de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;

    • 6°.

      opneming van de veroordeelde in een zorginstelling gedurende een bepaalde termijn, ten hoogste gelijk aan de proeftijd;

    • 7°.

      een verplichting zich onder behandeling te stellen van een deskundige of zorginstelling gedurende een bepaalde termijn, ten hoogste gelijk aan de proeftijd;

    • 8°.

      het verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang gedurende een bepaalde termijn, ten hoogste gelijk aan de proeftijd;

    • 9°.

      het deelnemen aan een gedragsinterventie;

    • 10°.

      andere voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende, waaraan deze gedurende de proeftijd heeft te voldoen.

  • 4

    Aan een bijzondere voorwaarde kan elektronisch toezicht worden verbonden.

  • 5

    Het openbaar ministerie neemt de beslissing omtrent het stellen van bijzondere voorwaarden.

  • 6

    De directeur van de penitentiaire inrichting adviseert omtrent de te stellen bijzondere voorwaarden. De reclassering kan adviseren omtrent de te stellen bijzondere voorwaarden.

  • 7

    Het openbaar ministerie kan de gestelde bijzondere voorwaarden aanvullen, wijzigen of opheffen. Zodanige wijziging wordt de veroordeelde terstond schriftelijk medegedeeld.

  • 8

    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de totstandkoming van de beslissing, bedoeld in het vijfde en het zevende lid.

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(02-11-2019)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

Aanhangig

35122

vervallen

22-02-2017

Stb. 2017, 82

34086

19-09-2018

wijziging

15-06-2018

Stb. 2018, 228

34887

07-09-2018

Stb. 2018, 312

01-04-2012

wijziging

17-11-2011

Stb. 2011, 545

32319

12-12-2011

Stb. 2011, 615

01-10-2010

wijziging

18-07-2009

Stb. 2009, 317

31436

25-03-2010

Stb. 2010, 152

01-07-2008

wijziging

06-12-2007

Stb. 2007, 500

30513

30-05-2008

Stb. 2008, 194

Alg. 1

18-02-1994

wijziging

04-02-1994

Stb. 1994, 82

23082

04-02-1994

Stb. 1994, 82

01-01-1987

vervallen

26-11-1986

Stb. 1986, 593

18764

27-11-1986

Stb. 1986, 594

nieuw

26-11-1986

Stb. 1986, 593

18764

27-11-1986

Stb. 1986, 594

24-12-1975

wijziging

10-12-1975

Stb. 1975, 684

12751

10-12-1975

Stb. 1975, 684

16-07-1951

wijziging

15-06-1951

Stb. 1951, 214

1546

15-06-1951

Stb. 1951, 214

01-09-1930

wijziging

25-06-1929

Stb. 1929, 360

12-06-1930

Stb. 1930, 227

30-12-1915

nieuw

16-12-1915

Stb. 1915, 247

16-12-1915

Stb. 1915, 511

Opmerkingen

  • 1) Artikel VI van Stb. 2007/500 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.