Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 15d

  • 1

    Voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden uitgesteld of achterwege blijven indien:

    • a.

      de veroordeelde op grond van de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens is geplaatst in een instelling voor verpleging van ter beschikking gestelden en zijn verpleging voortzetting behoeft;

    • b.

      is gebleken dat de veroordeelde zich na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf ernstig heeft misdragen, welke misdraging kan blijken uit:

      • 1°.

        ernstige bezwaren of een veroordeling terzake van een misdrijf;

      • 2°.

        gedrag dat tijdens de tenuitvoerlegging van de straf meermalen heeft geleid tot het opleggen van een disciplinaire straf;

    • c.

      de veroordeelde na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf zich hieraan onttrekt of hiertoe een poging doet;

    • d.

      door het stellen van voorwaarden het recidiverisico voor misdrijven onvoldoende kan worden ingeperkt dan wel indien de veroordeelde zich niet bereid verklaart de voorwaarden na te leven;

    • e.

      de vrijheidsstraf die ten uitvoer wordt gelegd, voortvloeit uit een onherroepelijke veroordeling door een buitenlandse rechter en de tenuitvoerlegging overeenkomstig het toepasselijke verdrag is overgenomen, voorzover de mogelijkheid van uitstel of achterwege blijven van voorwaardelijke invrijheidstelling de instemming van de buitenlandse autoriteit met de overbrenging heeft bevorderd.

  • 2

    Voorwaardelijke invrijheidstelling kan tevens worden uitgesteld of achterwege blijven, indien de feiten of omstandigheden als genoemd in het eerste lid, onder b, c of d, zich hebben voorgedaan gedurende de periode die ingevolge artikel 27, eerste lid, op de vrijheidsstraf in mindering wordt gebracht.

  • 3

    Indien Onze Minister van Justitie van oordeel is dat er op een van de gronden, genoemd in het eerste lid, reden is de voorwaardelijke invrijheidstelling met een bepaalde termijn uit te stellen of achterwege te laten, verzoekt hij het openbaar ministerie om een daartoe strekkende vordering in te dienen.

  • 4

    Indien het openbaar ministerie van oordeel is dat er op een van de gronden, genoemd in het eerste lid, reden is de voorwaardelijke invrijheidstelling met een bepaalde termijn uit te stellen of achterwege te laten, richt het onverwijld een daartoe strekkende schriftelijke vordering tot de rechtbank die in eerste aanleg heeft kennisgenomen van het strafbare feit terzake waarvan de straf die ten uitvoer wordt gelegd, is opgelegd. De vordering bevat de grond waarop zij berust. Een afschrift van de vordering wordt toegezonden aan de veroordeelde.

  • 5

    In de gevallen, bedoeld in artikel 15, vijfde lid, is tot kennisneming van de vordering bevoegd de rechtbank die in eerste aanleg heeft geoordeeld terzake van het feit waarvoor de langste onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is opgelegd. Bij straffen van gelijke lengte zijn rechtbanken gelijkelijk bevoegd. In het geval van de tenuitvoerlegging van een buitenlandse rechterlijke beslissing is tot kennisneming van de vordering bevoegd de rechtbank die het verlof tot tenuitvoerlegging, bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen heeft verleend, dan wel de rechtbank in het arrondissement waar de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf plaatsvindt.

  • 6

    De vordering, bedoeld in het vierde lid, dient uiterlijk dertig dagen vóór het tijdstip van voorwaardelijke invrijheidstelling te zijn ontvangen op de griffie van de rechtbank. Het openbaar ministerie is in een later ingediende vordering ontvankelijk indien het aannemelijk maakt dat een omstandigheid als bedoeld in het eerste lid zich eerst nadien heeft voorgedaan.

  • 7

    De voorwaardelijke invrijheidstelling kan telkens opnieuw met een bepaalde termijn worden uitgesteld dan wel, nadat zij is uitgesteld, achterwege blijven. Het derde tot en met zesde lid zijn van toepassing.

Informatie geldend op 02-11-2019

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

  1. Aanwijzing voorwaardelijke invrijheidstelling

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen
    bijlage: bijlage

  2. Uitvoeringswet Internationaal Strafhof
    artikel: 69

  3. Wetboek van Strafrecht
    artikel: 15e, 15f, 77a, 15

  4. Wijzigingswet Wetboek van Strafrecht, enz. (wijziging vervroegde invrijheidstelling in een voorwaardelijke invrijheidstelling)
    artikel: VI

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(02-11-2019)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

Aanhangig

35122

wijziging

24-01-2018

Stb. 2018, 37

32399

Alg. 1

01-01-2019

wijziging

24-01-2018

Stb. 2018, 38

32398

11-12-2018

Stb. 2018, 498

01-11-2012

wijziging

12-07-2012

Stb. 2012, 333

32885

15-08-2012

Stb. 2012, 373

01-04-2010

wijziging

26-11-2009

Stb. 2009, 525

31391

25-03-2010

Stb. 2010, 139

01-07-2008

wijziging

06-12-2007

Stb. 2007, 500

30513

30-05-2008

Stb. 2008, 194

Alg. 2

17-02-1999

wijziging

28-01-1999

Stb. 1999, 30

25836

04-02-1999

Stb. 1999, 40

01-01-1987

nieuw

26-11-1986

Stb. 1986, 593

18764

27-11-1986

Stb. 1986, 594

01-01-1987

vervallen

26-11-1986

Stb. 1986, 593

18764

27-11-1986

Stb. 1986, 594

01-05-1976

nieuw

10-12-1975

Stb. 1975, 684

12751

22-04-1976

Stb. 1976, 226

Opmerkingen

  • 1) Abusievelijk is een wijzigingsopdracht geformuleerd die niet geheel juist is.

  • 2) Artikel VI van Stb. 2007/500 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.