Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Bijlage 3.1.1 behorende bij artikel 3.1.1 [Geldend t/m 19-08-2014]

De technische voorzieningen, bedoeld in artikel 3.1.1, definitie duurzame warmtemaatregel, zijn:

  • 1.

    een zonneboiler: een systeem bestaande uit één of meer zonnecollectoren in combinatie met één of meer warmteopslagvaten, dat wordt ingezet om met zonne-energie tapwater te verwarmen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:

    • a.

      kleine zonneboiler: een zonneboiler met een collectoroppervlak van minder dan of gelijk aan 6,0 m2, waarbij de zonneboiler voldoet aan de eisen van NEN-EN 12976; en

    • b.

      een grote zonneboiler: een zonneboiler met een collectoroppervlak van meer dan 6,0 m2, waarbij de collectoren voldoen aan de eisen van NEN-EN 12975 en als collectoroppervlakte geldt de apertuuroppervlakte berekend volgens NEN-EN 12975;

  • 2.

    een warmtepomp, niet zijnde een lucht/waterwarmtepomp: een warmtepomp die is bestemd als hoofd- of basisverwarming van een woning en die niet primair gericht is op actieve koeling of verwarming van tapwater, waarbij warmte wordt onttrokken aan de bodem, het grondwater, het oppervlaktewater of, voor zover het gasgedreven warmtepompen betreft, de buitenlucht, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:

    • a.

      een elektrisch aangedreven warmtepomp met voor water/water systemen een COP ≥ 3,8 bij een conditie van W10/W45 bepaald conform NEN-EN 14511 en, voor het geval de warmtepomp ook een bijdrage levert aan de verwarming van tapwater, ten behoeve van de verwarming van tapwater een COP ≥ 2,4;

    • b.

      een elektrisch aangedreven warmtepomp met voor brine/water systemen een COP ≥ 3,0 bij een conditie van B0/W45 bepaald conform NEN-EN 14511 en, voor het geval de warmtepomp ook een bijdrage levert aan de verwarming van tapwater, ten behoeve van de verwarming van tapwater een COP ≥ 2,4; en

    • c.

      een gasgedreven warmtepomp met een minimum thermisch vermogen van 25 kWth, en een PER ≥ 1,4 ten behoeve van ruimteverwarming, bepaald conform NEN-EN 12309, bij de testcondities die overeenkomen met het systeemontwerp en die warmte onttrekt aan (buiten)lucht, bodem, grondwater of oppervlaktewater;

  • 3.

    een lucht/waterwarmtepomp: een installatie die bestemd is voor ruimteverwarming, waarbij de warmtepomp warmte onttrekt aan de buitenlucht of aan de ventilatielucht van de woning en warmte afgeeft met behulp van een warmte-afgiftesysteem met water als distributiemedium. De warmtepomp dient als hoofd- of basisverwarming van een woning en mag niet primair gericht zijn op actieve koeling of verwarming van tapwater. De warmtepomp is elektrisch gedreven, met een COP ≥ 3,6 bepaald conform NEN-EN 14511, bij de testconditie A7/W35 voor warmtepompen op buitenlucht of A20/W45 voor warmtepompen op ventilatielucht;

  • 4.

    een installatie voor micro-warmtekrachtkoppeling: een installatie waarbij de productie van warmte en elektriciteit vanuit eenzelfde energiebron gelijktijdig plaats vindt, met een geproduceerd elektrisch vermogen van minimaal 0,8 kWe en maximaal 5 kWe, bestemd voor ruimteverwarming van een bestaande woning, waarbij een rendement voor ruimteverwarming geldt van minimaal 107% op onderwaarde, gemeten volgens NEN-EN 677 onder deellastcondities. Onder energiebron wordt verstaan: aardgas, biogas, propaan, butaan of waterstof.

Informatie geldend op 12-07-2016

Regelgeving die op dit bijlage is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Beleidsregels en circulaires die dit bijlage als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit bijlage

Geen

Overzicht van wijzigingen voor dit bijlage

(12-07-2016)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

20-08-2014

intrekking-regeling

11-07-2014

Stcrt. 2014, 20679

11-07-2014

Stcrt. 2014, 20679

Alg. 1

01-01-2010

nieuwe-regeling

10-12-2009

Stcrt. 2009, 20455

10-12-2009

Stcrt. 2009, 20455

Opmerkingen

  • 1) Artikel 5.3 van Stcrt. 2014/20679 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.