Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven, is een belangrijk aspect van de Omgevingswet dat het initiatief meer centraal komt te staan. Het gevolg daarvan is dat de gemeenteraad meer redeneert vanuit de doelen die hij zichzelf als gemeente in de omgevingsvisie stelt. Met name bij herinrichting (transformatie) van gebieden blijkt dat de Omgevingswet meer mogelijk kan maken dan onder de oude regelgeving. Regels kunnen flexibeler worden gemaakt; de uitvoerbaarheid hoeft minder rigide te worden aangetoond. Doordat een omgevingsplan over de fysieke leefomgeving als geheel gaat, kan je de regels stellen vanuit de zaken die je in je visie hebt vastgesteld voor een bepaald gebied.

Relatie met omgevingsplan

Het afstemmen van het omgevingsplan op de visie is een zich herhalend proces. Een omgevingsplan gaat niet uit van de gemeente als een witte vlek waar we iets mee moeten. Sommige delen van het gemeentelijk grondgebied moeten blijven zoals ze zijn, andere delen bieden perspectief voor vernieuwing. Soms is zelfs een ramp een kans om een gebied compleet opnieuw in te richten.

Wijk Roombeek na vuurwerkramp Enschede

Architect: ‘Dat we de bevolking er zo nauw bij betrokken hebben: dat was nieuw in Nederland. En je ziet het ook terug. Eindelijk werd er eens een wijk gebouwd zonder de vaste regels. Niet dat de architectuur altijd zo vernieuwend is geworden als we misschien hadden gewenst, maar daar ging het ook niet om. Het is de stedenbouwkundige aanpak die de kracht is van deze wijk.’

De variatie in de wijk is groot: traditionele huizen met rietkap naast moderne ontwerpen, kleine woningen naast grote villa’s en de voortdurende vermenging van functies. ‘Hier lopen werken en wonen nog naast elkaar. En dan ook nog eens in een heerlijke mix met cultuur en oude fabrieken. In Roombeek wilden we een nieuw ideaal realiseren. Ik heb de diepe overtuiging dat dat is gelukt.’

Bron: Tubantia, 16 april 2016.

Ontleend aan Tubantia, https://www.tubantia.nl/nieuws/bijna-16-jaar-na-de-vuurwerkramp-koestert-enschede-zijn-nieuwe-wilde-wijk~a911bfd9/.

Binnen een gemeente leven misschien al jaren wensen om een bepaalde wijk aan te pakken. Die kans biedt het omgevingsplan ten volle. Dit kan dus leiden tot grote onderlinge verschillen per gemeente in omgevingsplannen. Iedere gemeente doet het op haar eigen wijze. De omgevingsvisie is de plek voor ambities, inspiratie en kaders voor gebieden en functies. Het gaat daarbij niet alleen om de inhoud maar ook om het proces; hoe en met wie.

Zie kaders project Handvatten voor het omgevingsplan, Bijlage J2.

Ambities

Iedere gemeente kiest voor een bepaald gebied dan ook haar eigen ambitie en de houding met betrekking tot sturing die daarbij hoort. In de visie kan uitwerking van die ambities worden gegeven door te differentiëren tussen ‘gebiedstypen’ en/of ‘wijktypen’, ambities daarvoor en de sturingswens. Wil een gemeente meer aandacht voor eigen ontwikkelingsplanologie of een meer reactieve houding door toelatingsplanologie of meer ruimte voor initiatiefnemers door middel van uitnodigingsplanologie?

Deze rol (of houding) is heel specifiek per gemeente of per gebied. Zo zal een historische kern van een stad veel minder mogelijkheden bieden dan een oud industrieterrein met veel leegstand. Daarbij zijn ook de wensen en mogelijkheden van de beschikbare of gewenste gebruiksruimte binnen een gemeente van belang. Ook de kansen en mogelijkheden voor stedelijke herverkaveling spelen hierbij een rol.

Daarnaast kan de gemeenteraad ook in zijn omgevingsvisie (of omgevingsplan) opnemen voor welke aspecten van de fysieke leefomgeving hij een vorm van ‘instemming’ (bijvoorbeeld verplicht advies) van het college van B&W wil behouden, wanneer een vergunning voor buitenplanse, of strijdige omgevingsplanactiviteiten wordt aangevraagd.

Dit was een groot punt van aandacht tijdens de bespreking van de Invoeringswet in de Tweede Kamer op 19 februari 2019 en heeft geleid tot een (aangenomen) amendement van die strekking. Gewijzigd amendement van het lid Smeulders c.s. 34 986-49 tvv nr. 20, d.d. 7 maart 2019 (aangenomen op 14 maart 2019).

De heer Ronnes (CDA):

Dan een ander punt dat al eerder door anderen is gememoreerd, alleen moeten we nog even kijken of de oplossing die wij daarbij voorstaan exact dezelfde is. Dat gaat over de rol van de raad versus het college en de rol van Provinciale Staten versus Gedeputeerde Staten. Wij vinden dat de gemeenteraad beter in positie moet worden gebracht bij het afwijken van het omgevingsplan door het college van burgemeester en wethouders door het verlenen van vergunningen voor bepaalde initiatieven. Behalve een adviesrecht zou de gemeenteraad tevens een instemmingsrecht moeten hebben voor bepaalde, door de raad zelf te bepalen gevallen. Wij vinden dit op grond van signalen die ons sinds 2017 vanuit gemeenten en wetenschap hebben bereikt en op grond van de Kamerbrief met de reactie van de minister op het NJB-artikel Constitutionele aardverschuiving in het omgevingsrecht van 22 oktober 2018. Wij zien een verschuiving van macht – lees ‘macht’ als beslissingsbevoegdheid – van de raad naar colleges. Dat bevordert inderdaad de snelheid, maar het holt de macht van de raad uit. Wij willen de raad wel in zijn kracht houden.

Bron: Handelingen Tweede Kamer 19 februari 2019.

Dat betekent dus dat de gemeenteraad expliciet moet maken waarover hij wel en waarover hij niet gaat in de toekomst. En dat is best lastig. En dan moet de raad ook nog controleren of de doelen uit de omgevingsvisie worden gehaald en of er voldoende samen met inwoners wordt opgetrokken. Een fikse uitdaging!