Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Alleen burgemeester kan Omgevingswet tot succes maken – 5 redenen

De jaren twintig van deze eeuw worden voor urbanisten het decennium van de omgevingswet. Dag ruimtelijke ordening, hallo omgevingsvisies.

Jan-Willem Wesselink 2 november 2016

Tijdens de

studiereis voor burgemeesters

die het Kennislab voor Urbanisme organiseerde op verzoek van het

Netwerk Ontwerp Veilige Omgeving

, trokken we vijf lessen hoe je deze megaverandering zonder kleerscheuren overleeft. En daarbij speelt de burgemeester altijd de hoofdrol.

1 De impact van de Omgevingswet op de gemeentelijke praktijk is enorm - Alleen burgemeester kan dat in goede banen leiden

Maar liefst 26 wetten worden vervangen door één Omgevingswet, dat betekent veel minder wettekst en veel minder regels. Maar de werkelijke impact van de verandering gaat in dat cijfergeweld verloren. Die is dat we geen vernieuwde of gemoderniseerde wet voor de ruimtelijke ordening krijgen, maar een volledig nieuw stelsel van wet- en regelgeving voor de manier waarop we ons land fysiek inrichten en beheren. De impact daarvan is vergelijkbaar met 3 september 1967, H-dag, de dag waarop de Zweden aan de rechterkant van de weg gingen rijden. Of eigenlijk is de impact nog veel groter. Want waar de Zweden in één keer omgingen, neemt de transitie naar de Omgevingswet 10 jaar in beslag. De impact is ook groter, omdat we (om bij het voorbeeld te blijven) geen auto blijven rijden, maar ons gaan voortbewegen in een voertuig dat nog wordt ontwikkeld. De Omgevingswet en het planningsstelsel daarachter kent ook geen vergelijkbaar voorbeeld in de wereld. De manier waarop we onze ruimte voortaan inrichten (alles mag, behalve wat verboden is), wordt nergens anders toegepast. De omwenteling is ongekend.

Door de invoering van de Omgevingswet komt een einde aan de manier waarop we ons land de afgelopen eeuw hebben ingericht en moeten we dus afscheid nemen van de instituties die we daarom hebben gebouwd. Bij gemeenten betekent dat bijvoorbeeld het einde van de afdeling RO, om het maar even concreet te maken. Het betekent ook het einde van een cultuur waarin we de ruimte planden. Die cultuurverandering gaat enorm veel pijn doen binnen de gemeentelijke organisatie en daarbuiten.

2 Gemeenten moeten opnieuw uitvinden wat hun rol is - Met burgemeester als hoofduitvinder

In de afgelopen eeuw is de rol van de gemeente regelmatig veranderd. Een eeuw geleden begon de gemeente als scheidsrechter, maar al snel werd ze medespeler, doelpaal en voetbal in het zelfde spel. De Omgevingswet maakt daar een eind aan. Gemeenten gaan voor zichzelf duidelijk krijgen wat hun rol is en die uitdragen.

Veel gemeenten moeten de komende tijd die discussie voeren. Wie ben ik? Wat doe ik? Wat doet de ander? En hoe reageer ik daarop? Met ander woorden: wat is het publieke belang en wat niet? Tegelijkertijd veranderen ook de rollen van anderen. Het bedrijfsleven, de vastgoedsector, burgers enzovoort krijgen een nieuwe rol die ze nog niet goed kennen, maar soms al wel spelen. Kijk naar de manier waarop burgergroepen zich verenigen en soms mee en soms tegen de overheid zijn. Maar, zo werd er gezegd, alles aan de burgers overlaten is geen oplossing. Burgerinitiatieven bouwen geen Coentunnel. Zijn burgers sowieso wel in staat om belangen goed af te wegen? Er zijn meer twijfels over de capaciteiten van de andere stakeholders. Kan de provincie het niveau aan van een G32-stad of groter? Is het bedrijfsleven wel te vertrouwen? Die roldiscussie en vertrouwensdiscussie moet worden gevoerd en de burgemeester moet die, van boven de partijen uit, voorzitten.

3 De overgangsperiode is tien jaar - Alleen een burgemeester zit zo lang op dezelfde post

Vanaf het moment dat de wet ingaat (waarschijnlijk 2019) geldt een overgangsperiode van tien jaar waarin gemeenten van het ene systeem (de Wet ruimtelijke ordening en de andere 25 wetten) overstappen op het nieuwe systeem (de Omgevingswet). Tien jaar, dat is tweeëneenhalve raadsperiode, er is vrijwel geen wethouder in Nederland die zo lang hetzelfde doet. Daarbij komt dat in die periode bepaald moet worden welke wethouder over de Omgevingswet gaat. Leg het nieuwe systeem op de bestaande werkelijkheid en je ziet dat de Omgevingswet de domeinen raakt van alle wethouders.

Als enige (mogelijke) continue factor, krijgt de burgemeester de kans om het verschil te maken. Maar dat vergt zorgvuldige voorbereiding en veel kennis van de komende veranderingen. Burgemeesters moeten volledig vertrouwd zijn met het nieuwe wettelijke kader, anders worden ze er door opgeslokt.

De Omgevingswet vraagt namelijk om een visie op de gemeente (de omgevingsvisie) die integraal is en voorschrijft waar de kaders zijn. De huidige reflex in een aantal gemeenten is dat de afdeling ruimtelijke ordening het voortouw neemt in het schrijven van deze visie, maar dat is niet logisch. Het is immers een integrale visie. Een sterke rol voor de burgemeester is hier niet alleen gewenst, maar ligt ook voor de hand. En hoe het politieke spel vervolgens wordt gespeeld, ook dat moeten college en raad met elkaar uitvinden.

De verwachting is dat de nieuwe manier van werken kan leiden tot een verlichting van de regeldruk. Maar hoe groot die verlichting is, is aan de gemeenten zelf. . Bovendien is er altijd maatwerk mogelijk. Maatwerk is het nieuwe woord voor afwijken, werd gesteld. Maar stel dat de regeldruk met tachtig procent vermindert, dan heeft dat organisatorische gevolgen. Een sterke rol voor de burgemeester is ook hier weer gewenst.

4 Veiligheid dient te worden geborgd in alle omgevingsvisies en omgevingsplannen - Gezag burgemeester is daarbij cruciaal

De Omgevingswet gaat uit van het ja-tenzij-principe. Een belangrijke tenzij is omgevingsveiligheid en groepsrisico. Maar waar dat in het huidige systeem achteraf werd getoetst, zitten de veiligheidsdiensten bij de Omgevingswet vanaf dag één aan tafel. Het schillenmodel, waarbij de ruimtelijke consequenties afnemen naarmate je verder vanaf de risicobron bent, past goed bij de nieuwe wet.

Maar het is ook een grijs gebied. Want hoe krijg je bedrijven zover dat ze echt hun verantwoordelijkheid nemen, ze de benodigde info geven, de regels naleven en dat ze mee- in plaats van tegenwerken. Daarbij kan de druk van consumenten een belangrijke rol spelen, maar ook het gezag van de burgemeester. Veel bedrijven, ook de grotere, hebben op dit moment een vrij korte scope. De snel veranderende wereld maakt hen kwetsbaar en onzeker. Integriteit is, zo constateren de aanwezige burgemeesters, niet vanzelfsprekend. De nieuwe wet gaat uit van regeldrukverlichting en een kleinere overheid, maar kan dat wel als je met grote bedrijven te maken hebt?

Tegelijkertijd heeft het college van B&W ook andere belangen te dienen. Van de werknemers op een chemiepark bijvoorbeeld. Of van de omwonenden. Die soms zo dicht bij een risicobron wonen, dat verhuizen een verstandige optie is. Maar dat zien zij vaak weer niet zitten.

5 Burgemeesters moeten en kunnen al doende leren

Het is niet de vraag wat we van de Omgevingswet vinden, de wet is immers al aangenomen, maar hoe de wet wordt ingezet. De wet biedt inhoudelijk de kans om ons land flexibel te maken en toch veiliger. De invoering van de wet kan een manier zijn om de rol van de gemeente intern en extern te herijken. Inclusief die van de burgemeester, die de continue factor blijkt in een veranderend

umfeld

.

Om die verandering goed te laten verlopen is een lerend netwerk nodig van burgervaders en moeders die geloven in de kansen van de wet en die optimaal willen benutten. Burgemeesters zijn de sleutel tot succes bij invoering van de Omgevingswet.

Deze lessen zijn geleerd tijdens de studiereis voor burgemeesters die het Kennislab voor Urbanisme heeft georganiseerd op verzoek van het

Netwerk Ontwerp Veilige Omgeving

op 13 en 14 oktober.

Lees hier een reisverslag.

Artikel delen