Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Blogserie Wet natuurbescherming en Wet ruimtelijke ordening: deel 2 referentiesituatie

In het tweede deel van deze blogserie sta ik stil bij de vraag welke referentiesituatie geldt bij de toepassing van de Natura 2000-plantoets.

19 mei 2017

Bestaande, planologisch legale situatie

In de voortoets alsmede in de passende beoordeling dienen de effecten van de maximale planologische mogelijkheden van een plan op Natura 2000-gebieden te worden afgezet tegen de effecten op de Natura 2000-gebieden in de bestaande, planologisch legale situatie direct voorafgaande aan de vaststelling van het bestemmingsplan. De bestaande, planologisch legale situatie direct voorafgaande aan de vaststelling van het bestemmingsplan wordt ook wel aangeduid als de referentiesituatie in de zin van de artikel 2.7 lid 1 en artikel 2.8 van de Wnb. Een plan zal in ieder geval geen significante effecten hebben, in het geval de effecten van de maximale planologische mogelijkheden van het plan niet groter zijn dan de effecten in de referentiesituatie.

Bij het bepalen van de referentiesituatie is niet van belang of het feitelijk, planologische legale gebruik ten tijde van de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan ook milieurechtelijk legaal was. Evenmin is van belang of voor dit gebruik een omgevingsvergunning bouwen is verleend. De effecten van gestaakt gebruik alsmede gesloopte objecten maken geen onderdeel uit van de referentiesituatie.

Wat betreft grote bestemmingsplannen voor het buitengebied waarin de ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven worden geregeld, kan het bijzonder complex zijn de referentiesituatie inzichtelijk te krijgen. Bij de beoordeling van deze bestemmingsplannen vormt de ammoniakdepositie van veehouderijen vaak de meest relevante/beperkende beoordelingsfactor. De Afdeling heeft geaccepteerd dat de referentiesituatie voor deze bestemmingsplan kan worden ontleend aan de vergunde veebezetting in het plangebied direct voorafgaande aan de vaststelling van het bestemmingsplan, die (voor feitelijke onderbezetting in de stallen) wordt gecorrigeerd door recente CBS-cijfers (de zogenaamde meitellingen). Het is niet toegestaan de referentiesituatie enkel aan de vergunde situatie direct voorafgaande aan de vaststelling van het bestemmingsplan te ontlenen, nu deze in praktijk wegens onderbezetting in de stallen niet zal overeenkomen met de bestaande situatie direct voorafgaande aan de vaststelling van het bestemmingsplan. Wat betreft de stalsystemen en de daarbij behorende emissiefactoren kan in de referentiesituatie worden uitgegaan van de feitelijk aanwezige stalsystemen.

Daarnaast wil ik er op wijzen dat de referentiesituatie (in het planspoor) onderscheiden moet worden van de referentiesituatie die in het vergunningenspoor geldt (het projectspoor op grond van de Wnb). Het is niet van belang of voor het gebruik in de bestaande, planologisch legale situatie direct voorafgaande aan de vaststelling van het bestemmingsplan een Wnb-vergunning is verleend dan wel een melding op grond van de Wnb is gedaan. Bovendien wordt bij het bepalen van de referentiesituatie in het planspoor geen link gelegd met de data van aanwijzing van de Natura 2000-gebieden.

De Afdeling heeft eenmaal een uitzondering op voornoemd uitgangspunt geaccepteerd. Het betrof een specifieke situatie waarbij een volledig onherroepelijk (zowel milieutechnisch, als planologisch) vergunde situatie vertaald werd in een postzegelplan. Zodoende mocht volgens de Afdeling aansluiting worden gezocht bij de referentiesituatie uit het projectspoor. Het is maar zeer de vraag of de Afdeling bij gelijke feiten en omstandigheden in de toekomst in gelijke zin zal oordelen.

Het is van groot belang een juiste referentiesituatie te hanteren bij de toepassing van voornoemde artikelen. Het risico bestaat dat indien wordt uitgegaan van een onjuiste referentiesituatie ten onrechte geen passende beoordeling ten behoeve van het bestemmingsplan wordt opgesteld. In dat geval zal ten onrechte tevens geen plan-m.e.r. ex artikel 7.2a lid 1 van de Wm ten behoeve van het plan zijn opgesteld. Een schending van artikel 7.2a lid 1 van de Wm is niet passeerbaar en de bestuurlijke lus (de bestuurlijke lus geeft de rechter de mogelijkheid om tijdens beroepsprocedures bestuursorganen de gelegenheid te geven om fouten te herstellen; op deze wijze moet worden voorkomen dat een rechter een besluit vernietigt op grond van een formeel gebrek en het besluitvormingstraject moet worden overgedaan) kan evenmin worden toegepast, zodat een dergelijke schending leidt tot de vernietiging van het bestemmingsplan.

To be continued

In de Natura 2000-plantoets dient aan de hand van de maximale planologische mogelijkheden die een bestemmingsplan biedt, beoordeeld te worden of dat bestemmingsplan significante effecten kan hebben voor de waarden waarvoor een Natura 2000-gebied is aangewezen. In mijn volgende blog in deze serie zal ik ingaan op de vraag hoe de maximale planologische mogelijkheden moeten worden bepaald. Daarnaast zal ik ingaan op de mogelijkheden en de onmogelijkheden om de maximale planologische mogelijkheden te beperken.

Lees ook:

Artikel delen