Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Actualiteiten overheidsprivaatrecht – mei 2018

Het overheidsprivaatrecht is voortdurend in beweging. Wij zetten daarom maandelijks de belangrijkste jurisprudentie op een rij.

4 juni 2018

1.

Kostenverhaal bij posterieure overeenkomst

Bij verplicht kostenverhaal kennen wij (i) het vrijwillig spoor waarbij kostenverhaal plaatsvindt door het sluiten van een anterieure overeenkomst en (ii) het exploitatieplan. In het exploitatieplan staat een exploitatieopzet die de basis vormt voor het kostenverhaal bij (a) omgevingsvergunning of (b) posterieure overeenkomst. Over de mogelijkheid van kostenverhaal bij posterieure overeenkomst heeft de Rechtbank Den Haag recent een

uitspraak

gedaan (zie hierover dit

blog

). In deze zaak weigerde een ontwikkelaar te betalen omdat de in de posterieure overeenkomst opgenomen kosten de opbrengsten uiteindelijk bleken te overschrijden. In zo'n geval geldt dat de macroaftopping in een exploitatieplan verhindert dat er meer betaald moet worden dan het plan opbrengt. De ontwikkelaar meende zich op die regel te kunnen beroepen. Hij had daarbij echter, zoals de rechtbank terecht oordeelde, over het hoofd gezien dat

het moment van het sluiten van de posterieure overeenkomst

van belang is. Als er op dat moment een exploitatieplan geldt waarin de opbrengsten hoger zijn geraamd dan de kosten, is dat het uitgangspunt voor de berekening. Dat het dan later tegenvalt, komt voor rekening van de ontwikkelaar. Deze moest dus gewoon betalen.

2.

Meervalkwekers vangen opnieuw bot

In 2004 hebben de Staat, de provincie Noord-Brabant en de Metropoolregio subsidie toegekend voor de kweek van tilapia in de Peel. Na afloop van dit project heeft de subsidieontvanger, Sazon, zich geheel toegelegd op de kweek van meerval. De gevestigde meervalkwekers in Oost-Brabant waren niet blij met deze concurrentie. Zij hebben

tevergeefs

verzocht om de subsidie terug te vorderen, op de grond dat de gesubsidieerde bedrijfsmiddelen werden gebruikt voor de kweek van meerval in plaats van tilapia. Verzoeken om nadeelcompensatie zijn eveneens

afgewezen

. Uit het

arrest

van het Hof 's-Hertogenbosch van 1 mei 2018 blijkt dat de vaststelling van de subsidie ook geen onrechtmatige daad inhoudt. De civiele schadevergoedingsvordering van de meervalkwekers stuit grotendeels af op de formele rechtskracht van de subsidiebesluiten, omdat hun stellingen in een bestuursrechtelijke procedure konden worden beoordeeld. Het hof volgt de meervalkwekers ook niet in de stelling dat de overtreding van de subsidievoorwaarden is gefaciliteerd door de Staat. De concurrentie is dus weliswaar mede mogelijk gemaakt door de Staat, maar dat is niet onrechtmatig.

3.

Duidelijk grensoverschrijdend belang bij aanbesteden

Indien de waarde van een overheidsopdracht onder de Europese drempelwaarde ligt, zijn de algemene beginselen van het Europese aanbestedingsrecht alsnog van toepassing als de opdracht een duidelijk grensoverschrijdend belang heeft. In dat geval moet de aanbestedende dienst een passende mate van openbaarheid betrachten voorafgaand aan de gunning en, in geval van eventuele interesse, geïnteresseerden gelijke kansen bieden. In twee recente arresten (

arrest

en

arrest

) heeft de Hoge Raad nader toegelicht onder welke omstandigheden sprake is van een 'duidelijk grensoverschrijdend belang' (zie hierover dit

blog

). De Hoge Raad herhaalt allereerst dat een duidelijk grensoverschrijdend belang met name kan blijken uit de economische waarde van de opdracht, bezien in samenhang met de plaats van uitvoering en de specifieke kenmerken ervan. Vervolgens verduidelijkt de Hoge Raad de volgende punten:

  • Het gaat niet om cumulatieve vereisten, maar om factoren die moeten worden afgewogen bij de beoordeling. De economische waarde van de opdracht op zichzelf kan dus indien de overige factoren niet op het tegendeel wijzen voldoende zijn om een duidelijk grensoverschrijdend belang aan te nemen;

  • Het is daarbij niet noodzakelijk dat er daadwerkelijk interesse is getoond door een buitenlandse onderneming;

  • Een partij die zich beroept op het duidelijk grensoverschrijdend belang kan volstaan met het wijzen op de economische waarde en de plaats van uitvoering. De stelplicht reikt niet zover dat deze partij ook nog uiteen zou moeten zetten waarom ondernemingen uit andere lidstaten daadwerkelijk geïnteresseerd zullen of kunnen zijn.

4.

Social return verplichting

Met enige regelmaat wordt er door een overheid een social return verplichting gesteld. De opdrachtnemer wordt dan door de overheid gevraagd om activiteiten te ontplooien met een sociale impact. In een door de Rechtbank Oost-Brabant beoordeelde

kwestie

was er een discussie over het bestaan van een resultaatsverplichting voor de opdrachtgever om geschikte personen aan te geven voor het creëren van begeleid werkplekken en/of detacheringsplekken door de opdrachtnemer. De rechtbank komt uiteindelijk tot de conclusie dat die resultaatsverplichting er niet is. De rechtbank heeft zoals te doen gebruikelijk de teksten van de gesloten overeenkomst doorgenomen. Daarbij heeft de rechtbank ook de achtergrond zoals de aanbestedingsstukken en de daaropvolgende onderhandelingen meegenomen. In die stukken kan de rechtbank geen aanknopingspunten vinden voor de gestelde resultaatsverplichting van de opdrachtnemer. Kortom: het formuleren van afspraken, ook van social return verplichtingen, luistert nauw.

5

. Geen vergoeding voor schaduwschade in het planschaderecht

Uit de jurisprudentie van de Afdeling volgt dat er alleen een aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming in planschade indien er sprake is van een schadeoorzaak die staat vermeld in artikel 6.1. lid 1 Wro, zoals een bestemmingsplan. In die bepaling uit de Wro worden geen plannen genoemd die logischerwijs voorafgaan aan het vaststellen van een bestemmingsplan, zoals ruimtelijke beleidsdocumenten, een voorbereidingsbesluit of een ontwerpbestemmingsplan. Ondanks dat dergelijke plannen ervoor kunnen zorgen dat een persoon een lagere prijs ontvangt voor zijn huis, is het niet mogelijk om daarvoor een tegemoetkoming in planschade te ontvangen. De Afdeling heeft dit herhaald in haar uitspraak van 23 mei 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1698). Interessant is dat de Afdeling daaraan toevoegt dat voor zover deze lijn tot onbillijkheden leidt het aan de wetgever is om daarin verandering aan te brengen. Een blik op de consultatieversie van hoofdstuk 15 van de Omgevingswet leert dat dit in de nabije toekomst waarschijnlijk niet zal gaan gebeuren.

Artikel delen