Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet verdient zelfstandige parlementaire afweging

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 18 oktober 2018 1), waarin u - naar aanleiding van het mondeling overleg op 11 september 2018 - de perspectieven en mogelijkheden schetst ten aanzien van het proces van behandeling van de diverse wetgevingsproducten van het stelsel van de Omgevingswet. In reactie op uw brief van 18 oktober wenst de commissie het volgende aan u voor te leggen; daarbij benadrukkend dat het onderstaande geenszins de intentie heeft het proces van de stelselherziening te vertragen.

Eerste Kamer 8 november 2018

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Mevrouw drs. K.H. Ollongren

Postbus 20011

2500 EA Den Haag

datum 8 november 2018

Betreft

Proces van behandeling van de wetgevingsproducten van het stelsel van de Omgevingswet

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 18 oktober 2018 1), waarin u - naar aanleiding van het mondeling overleg op 11 september 2018 - de perspectieven en mogelijkheden schetst ten aanzien van het proces van behandeling van de diverse wetgevingsproducten van het stelsel van de Omgevingswet. In reactie op uw brief van 18 oktober wenst de commissie het volgende aan u voor te leggen; daarbij benadrukkend dat het onderstaande geenszins de intentie heeft het proces van de stelselherziening te vertragen.

1 Kamerstukken I, 2018-2019, 33118, AM

Tijdens het mondeling overleg is uitvoerig gesproken over de wens van de commissie op een moment waarop alle relevante wetgeving is gepasseerd, een eindoordeel te kunnen vellen over het gehele stelsel van de Omgevingswet en de inwerkingtreding daarvan. Er is met andere woorden behoefte aan een finaal go/no-go moment, waarop de Kamer - bij voorkeur via een finaal wetsvoorstel - haar oordeel kan geven over de stelselherziening en de inwerkingtreding.

Vooruitlopend op de behandeling in de Eerste Kamer van het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet 2), die naar verwachting voor een belangrijk deel in het teken zal staan van de bespreking van het (verdere) proces van de stelselherziening 3), hecht de commissie eraan u thans reeds te laten weten niet in te kunnen stemmen met de in uw brief verwoorde gedachte het moment voor definitieve instemming met het nieuwe stelsel samen te laten vallen met de behandeling van en de stemming over het laatste wetgevingsproduct van het stelsel van de Omgevingswet; de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet. Dat wetsvoorstel verdient naar het oordeel van de commissie een zelfstandige parlementaire afweging, die niet mag interfereren met de parlementaire afweging ten aanzien van de totale stelselherziening en de inwerkingtreding daarvan. De commissie acht het daarom noodzakelijk alsnog een separate (wettelijke) voorziening te creëren die een finale parlementaire go/no-go afweging ten aanzien van de invoering en inwerkingtreding van de stelselherziening mogelijk maakt. De commissie geeft u in overweging over de uitwerking en invulling van deze stap voorlichting 4) te vragen aan de Afdeling advisering van de Raad van State.

2) Kamerstukken II, 2017-2018, 34986, 2

3) In verband hiermee geeft de commissie er de voorkeur aan eerst de Invoeringswet Omgevingswet (34986) te behandelen en daarna de vier aanvullingswetten: de Aanvullingswet bodem Omgevingswet (34864), de Aanvullingswet natuur Omgevingswet (34985), de Aanvullingswet geluid Omgevingswet (35054) en de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet. De commissie wenst zich dan ook het recht voor te behouden de behandeling van één of meer aanvullingswetten - zo nodig - te temporiseren.

4) Artikel 21a Wet op de Raad van State

Om de finale parlementaire afweging te faciliteren verzoekt de commissie u ten slotte om - naar analogie van het besluitvormingsproces inzake decentralisatie in het sociaal domein - op korte termijn over te gaan tot de instelling van een commissie bestaande uit drie of vijf onafhankelijk externe deskundigen (bijvoorbeeld aan te duiden als Transitie Autoriteit Omgevingswet: TAO). De taak van die commissie zou er in dienen te bestaan om, mede ten behoeve van de parlementaire afweging, door middel van periodieke rapportages een extern oordeel te geven over de voortgang en de kwaliteit van de stelselherziening. Voorts zou het aan deze deskundigen zijn eventuele tekortkomingen tijdig te signaleren. De commissie stelt het zeer op prijs indien u over de formulering van de opdracht aan de deskundigencommissie afstemming zoekt met het parlement.

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving zien uw reactie met belangstelling tegemoet en verzoeken u de antwoorden uiterlijk op 5 december 2018 aan de Kamer te doen toekomen.

Hoogachtend,

Drs. J.E.A.M. Nooren

Voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving

Artikel delen