Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Participatie is een kernelement van de Omgevingswet. Een omgevingsplan wordt voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. De Omgevingswet bepaalt hiertoe dat de gemeenteraad kennisgeeft van zijn voornemen om een omgevingsplan vast te stellen.

Art. 16.29 Ow.

Participatie heeft raakvlakken met veel aspecten binnen de Omgevingswet en met name bij de totstandkoming van een omgevingsplan. Het komt daarom ook in meerdere hoofdstukken voor in deze publicatie.

F. M. A. van der Loo, ‘Proces en participatietraject Nationale Omgevingsvisie’. Praktijk Omgevingsrecht, jrg. 201-2018, nr. 7.

Een bestuursorgaan heeft de vrijheid om de wijze waarop participatie plaatsvindt in te richten naar de specifieke kenmerken van een omgevingsplan. Wie het bestuursorgaan bij de vroegtijdige participatie betrekt, is afhankelijk van de aard, omvang en invloed op de fysieke leefomgeving van het omgevingsplan.

Zie Informatieblad ‘Participatie in de Omgevingswet: wat regelt de wet?’ van het ministerie IenM. Zie ook ‘Participeren kun je leren’, ROmagazine, jrg. 35-12, p. 56-57. A.W. Koers en H.E. Bröring, ‘Burgerparticipatie en omgevingsprojecten: hoe zorgen we voor kwaliteit?’. Tijdschrift voor Omgevingsrecht, 2017, nr. 4.

Om ervoor te zorgen dat participatie tijdens de voorbereiding van het opstellen van een ontwerp(wijziging) van het omgevingsplan tijdig zal plaatsvinden is onder de Omgevingswet geregeld dat burgers worden geïnformeerd over het voornemen een omgevingsplan vast te stellen.

Ontleend aan Xpert Omgevingszaken, Erik Verbeet: Participatie bij het omgevingsplan en omgevingsvisie, laatste update 24 maart 2017.

Bij het vaststellen van een omgevingsplan wordt dan ook aangegeven op welke wijze burgers, bedrijven maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken.

Art. 8.1 (motiveringsplicht vroegtijdige publieksparticipatie omgevingsplan). Bij het vaststellen van een omgevingsplan wordt aangegeven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken.

Hetzelfde geldt overigens ten aanzien van de omgevingsvisie.

Art. 8.4 (motiveringsplicht vroegtijdige publieksparticipatie omgevingsvisie). Bij het vaststellen van een omgevingsvisie wordt aangegeven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken.

Betrokkenheid

De Omgevingswet schrijft voor het omgevingsplan voor dat deze groepen worden betrokken bij het vaststellen van het omgevingsplan, terwijl bij een projectbesluit al sprake is van verplichte participatie bij het ‘voornemen om een verkenning uit te voeren’, waarbij de volgende aspecten door het bevoegd gezag moeten worden geadresseerd:

Zie NvT Invoeringsbesluit – Wijzigingen Omgevingsbesluit – Deel 4, artikel 5.2 en 5.3 Omgevingsbesluit.

  • wie worden betrokken;

  • waarover zij worden betrokken;

  • wanneer zij worden betrokken;

  • wat de rol is van het bevoegd gezag en de initiatiefnemer bij het betrekken van deze partijen; en

  • waar aanvullende informatie beschikbaar is.

Bovendien moet het bevoegd gezag er rekening mee houden dat de relevante informatie de doelgroep ‘relevante publiek’, zo goed mogelijk bereikt.

Het was voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet ook al in veel gemeenten gebruikelijk dat ook voorafgaand aan de formele procedure een inspraakronde plaatsvindt op grond van een voorontwerpbesluit.

Nota naar aanleiding van het verslag Kamerstukken II, 2014/15, 33 962, nr. 12, paragraaf 8.1.6 en paragraaf 6.3

Door het opnemen van de mededelingsplicht hebben belanghebbenden de mogelijkheid de gemeenteraad te vragen zo’n inspraakronde te organiseren.

Het is aan te bevelen dat gemeenten een dergelijke procedure al in gang zetten wanneer sprake is van het opstellen van een omgevingsplan, in plaats van pas bij het vaststellen van dat plan.

Gedurende het proces van de formele toetsing en consultatie van de ontwerp-AMvB’s was deze wens door Eneco al aangegeven. De regering wilde zich echter niet vastleggen op juridische verankering van participatieaspecten, juist om ruimte voor gemeenten te behouden.

Brief min IenM aan de voorzitter Tweede Kamer, Kamerstukken II 2016-2017, 33 1118, nr. 44, d.d. 18 november 2016.

Een aspect dat hierbij vaak te weinig aandacht krijgt is de participatie van mensen met een lage sociaaleconomische status en/of een migrantenachtergrond. Het taalgebruik binnen de ambtelijke structuren nodigt niet altijd uit om door deze mensen gelezen te worden, terwijl het toch ook om hun leefomgeving gaat.

Zie Checklist voor gemeenten, Stichting Pharos 2016, http://www.pharos.nl/.

Participatieaanpak ‘Delfts Doen’

Bij het omgevingsplan The Green Village wordt de Delftse participatieaanpak Delfts Doen getest. Bij het maken van de participatieaanpak is vanuit de stad gevraagd om inwoners al vanaf het begin van het proces mee te laten denken over plannen en niet pas er al een concreet plan is. Daarom werden Delftenaren al in het voorjaar van 2017 uitgenodigd om actief mee te denken over de inhoud van het omgevingsplan voor The Green Village én over de manier waarop en wanneer ze willen meedenken over dit omgevingsplan. Tijdens de bijeenkomst op 24 oktober 2017 bleek echter dat het lastig is om mee te praten over een plan dat nog niet concreet is. De gezamenlijke conclusie van deelnemers en de gemeente was daarom dat het plan eerst verder moet worden uitgewerkt. Dat gaan we dan ook doen. We nemen daarom iets meer tijd.

De bijeenkomst van 20 november a.s. vervalt. In plaats daarvan komen we op 19 december – de eerstvolgende bijeenkomst – terug met een concept-plan dat voldoende is uitgewerkt om een goede discussie te kunnen voeren. Dat betekent niet dat de inhoud van het plan dan al vaststaat, maar dat we een betere basis hebben om over mee te denken. Deelnemers en inwoners van Delft kunnen dan dit jaar op het concept reageren tijdens de bijeenkomst op 19 december en via social media.

Zo maken we samen met de stad een flexibel omgevingsplan voor The Green Village.

Bron: Omgevingswet 14 november 2017.

Via de link https://www.delft.nl/delftsdoen vindt u uitgebreide informatie over de Delftse participatieaanpak.

Het lijkt erop dat met betrekking tot participatie en omgevingsplannen er ten opzichte van de oude situatie juridisch gezien weinig verandert ondanks de nadruk die de wetgever legt op het belang van participatie. Gemeenten mogen echter zelf de wijze van participatie bepalen. Dat vergt een actieve houding van de gemeente en van burgers, die nodig is onder de Omgevingswet. In zoverre kan onder de Omgevingswet dus wel degelijk een verandering plaatsvinden naar meer participatie bij omgevingsplannen en omgevingsvisies.

Gemeente Haarlem & G32, Vergelijkend Rapport Omgevingswet, september 2016; https://www.platform31.nl/uploads/media_item/media_item/79/24/Was-Wordt-lijst_Haarlem_en_G32-1487674019.pdf. Zie ook de Inspiratiegids Participatie, https://www.aandeslagmetdeomgevingswet.nl/thema/inspiratiegids/.

Onderscheid in participatie

Bij participatie in het kader van de Omgevingswet is het van belang om onderscheid te maken tussen:

Zie https://vng.nl/onderwerpenindex/ruimte-en-wonen/omgevingswet/participatie-in-samenwerking-met-samenleving.

  • proces bij de totstandkoming van het omgevingsplan;

  • participatie van de gemeente;

  • participatie bij de uitvoering van het omgevingsplan;

  • participatie bij buitenplanse omgevingsvergunning.

Totstandkoming

Bij het proces van participatie bij de totstandkoming van kerninstrumenten als de omgevingsvisie en het omgevingsplan gaat het om het betrekken van bewoners en ondernemers bij het beleidsproces van de gemeente waarin een visie of plan wordt gemaakt; om ideeën op te halen of om in cocreatie een visie of een plan te ontwikkelen.

Betrokkenheid gemeente

Het proces van participatie om als gemeente aangesloten te zijn op initiatieven in ‘de energieke samenleving’: hierbij gaat het om ‘overheidsparticipatie’, waarbij de gemeente weet wat leeft in de samenleving en ideeën voor initiatieven in een vroegtijdig stadium kent, zodat de gemeente kan bepalen welke rol zij daarbij wil spelen.

Werkproces

Participatie als onderdeel van het werkproces bij de uitvoering van het omgevingsplan c.q. het initiatief: hierbij gaat het om het horen en zorgvuldig afwegen van de belangen van de direct betrokkenen bij het initiatief, waarbij de initiatiefnemer in eerste instantie verantwoordelijk is voor een zorgvuldig proces.

Dit zijn verschillende participatieprocessen met elk een eigen doel, deelnemers en aanpak.

Participatie bij buitenplanse omgevingsvergunning.

Om het gesprek met de omgeving te stimuleren is het ook bij het aanvragen van een vergunning verplicht om aan te geven of er is geparticipeerd, en als dit gedaan is, hoe dit is gedaan en wat de uitkomsten waren.

Art. 7.4 Or.

De initiatiefnemer is vrij om zelf de vorm hiervoor te bepalen. Wel kan de gemeenteraad, een lijst opstellen voor specifieke gevallen waarbij participatie wel verplicht is, maar dit kan alleen bij buitenplanse omgevingsplanactiviteiten.

Zie Gewijzigd amendement Van Eijs op wetsvoorstel 34 986 - Invoeringswet Omgevingswet c.s. nr. 56 ter vervanging van nr. 46 over het verplichten van participatie in door de gemeenteraad aangewezen gevallen.

Als een buitenplanse omgevingsplanactiviteit niet op deze lijst staat, is de initiatiefnemer dus niet verplicht om een participatieproces vorm te geven. Om te bepalen of een vergunning wordt verleend, wordt door de vergunningverlener een belangenafweging gemaakt en hier wordt de participatie in meegewogen. Als dit niet naar genoegen is gedaan, kunnen volgens artikel 4:8 Awb derden om zienswijzen gevraagd worden als zij naar verwachting bedenkingen hebben tegen het voorgenomen besluit.

Let op: het recht om in beroep te komen bij de rechter kwam tot 2020 in beginsel alleen toe aan een belanghebbende die ook een zienswijze hadden ingediend,

Zie artikel 6:13 Awb.

maar in 2018 heeft de Rechtbank Limburg prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie, of deze procedure in strijd is met de bepalingen van het Verdrag van Aarhus

Zie uitspraak Rechtbank Limburg (ECLI:NL:RBLIM:2018:12159 d.d. 21 december 2018) voor een zestal prejudiciële vragen ten aanzien van inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden en de verenigbaarheid van enkele nationaalrechtelijke bepalingen hiermee. Conclusie Advocaat-Generaal M.BOBEK Zaak C 826/18 van 2 juli 2020 in het verzoek van de rechtbank Limburg (Nederland) om een prejudiciële beslissing.

Inmiddels wordt deze praktijk niet meer toelaatbaar geacht en kan ook een niet-belanghebbende die eerder een zienswijze indiende tegen bijvoorbeeld een ontwerpbestemmingsplan of ontwerptracébesluit, kan voorlopig tegen het definitieve omgevingsplan in beroep bij de bestuursrechter. Dit volgt uit een richtinggevende uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

ABRvS 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953. ABRvS 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786.

naar aanleiding van het zogenoemde ‘Varkens in Nood’-arrest van het Hof van justitie in Luxemburg.

‘Prejudiciële verwijzing – Verdrag van Aarhus – Art. 9, leden 2 en 3 – Toegang tot de rechter – Geen toegang tot de rechter voor ander publiek dan het betrokken publiek – Ontvankelijkheid van een beroep, afhankelijk gesteld van voorafgaande deelname aan het besluitvormingsproces’. Arrest van het Hof (Eerste kamer) d.d. 14 januari 2021, zaak C‑826/18; ECLI:EU:C:2021:7

Het gevolg hiervan kan zijn dat meer mensen een beroep op de bestuursrechter doen. Niet-belanghebbenden zullen wel vaak het relativiteitsvereiste op hun weg vinden; dit beperkt hun kansen op een succesvol beroep bij de bestuursrechter.

Varkens in Nood-arrest

Op 14 april 2021 en 4 mei 2021 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) twee uitspraken die het gezicht van het bestuursprocesrecht binnen het omgevingsrecht ingrijpend veranderen. Het betreft de uitspraken waarin de Afdeling een 'vertaling' geeft van het Varkens in Nood-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) van 14 januari 2021.

Kort samengevat: niet-belanghebbenden die tijdens de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (hierna: de uov) een zienswijze hebben ingediend over een omgevingsrechtelijk ontwerpbesluit, kunnen tegen dit besluit een ontvankelijk beroep indienen bij de bestuursrechter. Bovendien zijn belanghebbenden die geen zienswijze hebben ingediend, toch altijd ontvankelijk in hun beroep bij de bestuursrechter tegen deze besluiten. Verder past de Afdeling deze regels uit het arrest ruim toe: de regel geldt niet alleen voor besluiten die daadwerkelijk onder artikel 6 van het Verdrag van Aarhus (hierna ook wel aangeduid als: het Verdrag) vallen, maar voor alle omgevingsrechtelijke besluiten waarbij de uov wordt gevolgd (in het vervolg noemen wij dit gemakshalve Aarhus-besluiten)

Bron: J.H.N. Ypinga en mr. J. Tingen, De Varkens in Nood-saga: de impact van het Verdrag van Aarhus op het Nederlandse omgevingsrecht, BR 2021/56, d.d. 09-06-2021.

Zie https://www.navigator.nl/document/id0d2a5fbe4b3b4747a3848d4686700fb9/bouwrecht-de-varkens-in-nood-saga-de-impact-van-het-verdrag-van-aarhus-op-het-nederlandse-omgevingsrecht?ctx=WKNL_CSL_23