Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Asbest: de rechterlijke toets van hoge asbestboetes – deel 2

"In een eerder artikel informeerden wij u reeds dat de Minister van SZW bij het bepalen van een boete voor asbestovertredingen, rekening moet houden met de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid. Zo nodig is de minister tevens verplicht rekening te houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Dit houdt in dat de minister dus niet kan volstaan met het ‘koud’ toepassen van bij beleid vastgestelde boetes en zich daarnaast telkens moet afvragen of de boete niet onevenredig hoog is."

26 maart 2015

In een eerder artikel informeerden wij u reeds dat de Minister van SZW bij het bepalen van een boete voor asbestovertredingen, rekening moet houden met de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid. Zo nodig is de minister tevens verplicht rekening te houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Dit houdt in dat de minister dus niet kan volstaan met het koud toepassen van bij beleid vastgestelde boetes en zich daarnaast telkens moet afvragen of de boete niet onevenredig hoog is.

Dit was het oordeel van de hoogste Nederlandse bestuursrechter in een

(tussen)uitspraak

van 9 juli 2014. De Raad van State droeg de minister op de hoge boete van 12.825,- opnieuw te bezien en er rekening mee te houden dat maar liefst negen boetes werden opgelegd. Door deze uitspraak gloorde hoop voor goedwillende asbestsaneerders die onverhoopt worden geconfronteerd met torenhoge boetes. De afloop van deze zaak bracht helaas minder voldoening. Ondanks de voornoemde opdracht van de Raad van State legde de minister dezelfde (hoge) boete op. De Raad van State was in haar einduitspraak van 14 januari 2015 opnieuw van mening dat de minister de boete onjuist had berekend, maar sloot zich aan bij de berekening van de boete door de rechtbank in eerste aanleg. Hierdoor werd de boete (slechts) gematigd tot een bedrag van 10.125,-.

Lagere rechtspraak

Hoewel de voornoemde uitspraak van de hoogste bestuursrechter in dat specifieke geval niet het gewenste effect sorteerde, is zijn overweging dat niet volstaan kan worden met het koud toepassen van het beleid, maar zich daarnaast telkens moet afvragen of de boete niet onevenredig hoog - nog onverminderd van belang. Bovendien heeft deze overweging navolging gevonden in lagere rechtspraak.

In een recent gepubliceerde uitspraak van 24 december 2014 oordeelde de lagere rechter dat een boete met 50% gematigd moest worden. Daarbij ging het om de volgende casus.

De saneringswerkzaamheden van asbest(cement)houdende waterleidingen waren ingedeeld in risicoklasse 2. De werkzaamheden werden door het (niet-gecertificeerde) sloopbedrijf uitgevoerd in risicoklasse 1. Na een onderzoek van de Inspectie SZW werd het bedrijf geconfronteerd met een boete van 46.500,- voor meerdere overtredingen van risicoklasse 2-normen. De overtredingen werden bij de rechtbank niet betwist. Tevens stond niet ter discussie dat achteraf bezien sprake was van sanering in risicoklasse 1. Daarom was het bedrijf van mening dat de boete te hoog was. Ten eerste voerde zij hiervoor aan dat de boete gematigd moest worden gelet op de matigingsgronden uit de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandigheden. Ten tweede voerde zij aan dat de boete op grond van het evenredigheidsbeginsel gematigd moest worden.

De rechtbank komt tot het oordeel dat de boete op grond van de genoemde beleidsregel niet voor matiging in aanmerking kwam. Desalniettemin had de minister tevens moeten toetsen of de boete niet onevenredig hoog was. Daarvan was volgens de rechtbank sprake omdat het doel van de geldende wet- en regelgeving het tegengaan van het risico op blootstelling aan asbest is. Omdat het feitelijk ging om risicoklasse 1, was sprake van een verlaagd risico. Bovendien heeft één onjuiste veronderstelling van het sloopbedrijf geleid tot diverse overtredingen met bijbehorende boetes. Daarom komt de rechtbank tot de slotsom dat de minister bij het opleggen van de boete onvoldoende rekening heeft gehouden met de ernst van de overtredingen en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Advies

De uitspraak van de rechtbank bevestigt dat de minister telkens moet toetsen of de hoogte van de boete evenredig is. Deze toets staat los van de matigingstoets als bedoeld in artikel 1, elfde lid van de voornoemde beleidsregel. Dit betekent dat boetes die geheel voldoen aan de beleidsregel, nog steeds onevenredig hoog kunnen uitvallen.

De uitspraak 14 januari 2015 van de hoogste bestuursrechter leert echter wel dat alleen een goed onderbouwd matigingsverzoek kans van slagen heeft. Wij adviseren daarom zo spoedig mogelijk na ontvangst van het boeterapport hierover juridisch advies in te winnen.

Wilt u meer informatie over dit onderwerp of advies over uw kansen op een succesvolle procedure tegen (de hoogte van) een opgelegde boete? Neem dan vrijblijvend contact op met onze specialisten op het gebied van asbest:

Tim Segers

,

Peter Huijbregts

en

Jelle Bekke

.

Gerelateerde info:

Artikel delen