Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Wijzigingen in het Bor, Barro en Bro in verband met het permanent maken van de Chw: meer dan verruiming van de regelingen voor vergunningvrij bouwen

Onlangs verscheen het ontwerp van het besluit tot wijziging van (onder meer) het Besluit omgevingsrecht vanwege het permanent maken van de Crisis- en herstelwet. Tot de wijziging behoren (i) verruimingen van de regelingen voor vergunningvrij bouwen, tijdelijk planologisch strijdig gebruik en inpandige wijzigingen, (ii) een wijziging van de maximale instandhoudingstermijn voor een tijdelijk bouwwerk en (iii) de creatie van een wettelijke basis voor het opnemen van voorwaardelijke verplichtingen in een bestemmingsplan.

3 december 2013

Onlangs verscheen

het ontwerp van het besluit tot wijziging van (onder meer) het Besluit omgevingsrecht vanwege het permanent maken van de Crisis- en herstelwet

. Tot de wijziging behoren (i) verruimingen van de regelingen voor vergunningvrij bouwen, tijdelijk planologisch strijdig gebruik en inpandige wijzigingen, (ii) een wijziging van de maximale instandhoudingstermijn voor een tijdelijk bouwwerk en (iii) de creatie van een wettelijke basis voor het opnemen van voorwaardelijke verplichtingen in een bestemmingsplan.

Ik bespreek enkele onderdelen van het Besluit. Buiten beschouwing laat ik de wijzigingen in de regeling voor vergunningvrij bouwen, omdat die zich vanwege hun gedetailleerde  karakter minder goed lenen voor een blogbericht.

Verruiming regeling voor tijdelijk planologisch strijdig gebruik

Op dit moment is tijdelijk planologisch strijdig gebruik zonder ruimtelijke onderbouwing geregeld in artikel 2.12 lid 2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) jo 5.18 Besluit omgevingsrecht (Bor). Een omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik waarmee wordt voorzien in een tijdelijke behoefte, kan op dit moment worden verleend voor een periode van maximaal vijf jaar. Tegen deze regeling bestaan als praktische bezwaren (i) de zeer strenge motiveringseisen die de Afdeling stelt aan het aantonen van de tijdelijkheid van de behoefte, (ii) de relatief korte duur van vijf jaar en (iii) de toepasselijkheid van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure.

De wijziging van deze regeling, die al werd aangekondigd in de wet tot het permanent maken van de Crisis- en herstelwet (pChw) (Kamerstukken II 2011/12, 33 135, nr. 3, p. 35-36), is als volgt.

De regeling voor tijdelijk planologisch gebruik wordt onder

verlenging van de maximale termijn van vijf naar tien jaar

verhuisd naar de

kruimelgevallenlijst van artikel 4 bijlage II B

or

, waarvoor de

reguliere voorbereidingsprocedure

geldt. Aan artikel 4 is  een lid 11 toegevoegd, dat luidt: ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste 10 jaar.

Niet meer is vereist dat met dit gebruik wordt voorzien in een tijdelijke behoefte

, het behoeft slechts feitelijk en aannemelijk te zijn dat de activiteit zonder onomkeerbare gevolgen kan worden beëindigd. Het gaat erom dat niet impliciet de activiteit voor onbepaalde tijd wordt vergund.

In nota van toelichting worden als voorbeelden van situaties waarin deze regeling

niet kan worden toegepast

genoemd het tijdelijk dempen van natuurlijk waardevol moerasgebied. Het is niet waarschijnlijk dat de gevolgen daarvan zich feitelijk ongedaan laten maken. Een ander voorbeeld is de bouw van een flatgebouw met twintig verdiepingen dat slechts voor een duur van vier jaar aanwezig mag zijn. Het is dan niet aannemelijk dat het bouwwerk na afloop van die periode zal worden afgebroken.

Als voorbeelden waarin de regeling

wel kan worden toegepast

, worden genoemd het tijdelijk gebruik van een kantoorgebouw voor studentenhuisvesting of het tijdelijk plaatsen van een gebouw ten behoeve van een tijdelijke winkelvestiging, op gronden met een agrarische bestemming.

Wel is van belang dat artikel 4 lid 11 bijlage II Bor slechts kan worden toegepast indien het gaan om ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de leden 1 tot en met 10 van artikel 4 bijlage II Bor. Indien een van de andere leden kan worden toegepast, kan de regeling voor tijdelijk planologisch gebruik niet worden toegepast.

Verder bepaalt artikel 5 lid 6 bijlage II Bor dat de kruimelgevallenregeling voor tijdelijk planologisch strijdig gebruik

niet kan worden toegepast voor m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten:

dan dient artikel 2.12 lid 1 onder a nummer 3 Wabo te worden toegepast (ruimtelijke onderbouwing en uniforme openbare voorbereidingsprocedure).

Vanwege de verruiming van de maximale termijn voor tijdelijk planologisch strijdig gebruik zonder ruimtelijke onderbouwing en uniforme voorbereidingsprocedure en vanwege de overige verruimingen van de kruimelgevallenregeling, wordt het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening zodanig gewijzigd dat in provinciale ruimtelijke verordeningen ter zake regels kunnen worden gesteld.

Gemeenten kunnen dergelijke regels ook stellen door hun beleidsregels ter zake van de toepassing van de kruimelgevallenregeling aan te passen / aan te scherpen.

Verder dienen gemeenten zich gelet op de verruiming van de kruimelgevallenregeling eens te meer te realiseren dat bij niet tijdig beslissen de omgevingsvergunning van rechtswege wordt verleend.

Wijziging van bestaande gebouwen

Het huidige artikel 4 lid 9 Bijlage II Bor noemt het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits binnen de bebouwde kom, en niet groter dan 1500 m². De bepaling wordt gewijzigd in het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover het gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers.

Het volgende valt op aan deze wijziging. De beperking tot 1.500 m2 is komen te vervallen.

Er is geen beperking meer tot inpandige bouwwerkzaamheden. Vereist is slechts dat de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroot wordt.

En van belang is dat ook het aansluitend terrein wordt genoemd.

Deze bepaling kan dus worden toegepast voor bijvoorbeeld de vestiging van grootschalige detailhandel in een bestaand bedrijfspand op een bedrijventerrein, inclusief het gebruik van het omliggende parkeerterrein ten behoeve van die detailhandel. Natuurlijk dient dan wel te worden voldaan aan de eisen van goede ruimtelijke ordening. Goed voorstelbaar is dat gemeenten ter zake beleidsregels zullen aanpassen / aanscherpen.

Ook voor dit kruimelgeval geldt dat deze niet kan worden toegepast indien sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit.

De wijziging van de maximale instandhoudingstermijn voor tijdelijke gebouwen

Op dit moment geldt op grond van artikel 5.16 Bor dat een bouwwerk, bestemd om in een tijdelijke behoefte te voorzien, ten hoogste vijf jaar in stand kan worden gehouden, waarna de verplichting tot herstel in de oude toestand van toepassing wordt. Deze termijn kan voor woningen niet verlengd worden, voor andere bouwwerken kan telkens opnieuw een termijn van vijf jaar worden gesteld. De ontwerpwijziging voorziet erin dat in het Bouwbesluit 2012 een definitie wordt opgenomen van een tijdelijk bouwwerk die ertoe leidt dat voor

alle tijdelijke bouwwerken een maximale instandhoudingstermijn van 15 jaar geldt.

Voorwaardelijke verplichting

Aan artikel 3.2.1 lid 2 Bro wordt een onderdeel toegevoegd op grond waarvan een bestemmingsplan ten behoeve van de goede ruimtelijke ordening regels kan bevatten, waarin wordt bepaald dat een gebruik slechts kan worden toegestaan onder de voorwaarde dat maatregelen of voorzieningen worden getroffen en in stand worden gehouden. Dit betreft de zogenoemde voorwaardelijke verplichting, die in de Afdelingsjurisprudentie al is geaccepteerd en waarvoor nu een wettelijke basis is gecreëerd. In het bijzonder acht de regelgever deze basis nodig om zekerheid te bieden dat in  een bestemmingsplan via een voorwaardelijke verplichting het parkeren kan worden geregeld. Naast een parkeerregeling kan worden gedacht aan plaatsen voor laden en lossen en aan het treffen van voorzieningen om blijvend een goede geluidsituatie te garanderen, zoals een geluidswal. Wat parkeren betreft kan het zinvol zijn een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid op te nemen. In het bijzonder  voor het geval de parkeerbehoefte kan worden opgevangen door buiten het eigen terrein aanwezige of aan te leggen parkeergelegenheden, al dan niet na storting van een bijdrage in het parkeerfonds. Met deze regeling wordt geen inhoudelijke wijziging beoogd van wat nu is geregeld in artikel 2.5.30 van de modelbouwverordening.

Inwerkingtreding en overgangsrecht

Verwacht wordt dat het Besluit in werking treedt in het voorjaar van 2014.

Overgangsrecht

Het overgangsrecht is geregeld in artikel 3.1 pChw. In de nota van toelichting staat onder verwijzing naar artikel 3.1 lid 3 pChw dat aanvragen om omgevingsvergunning ex artikel 2.12 lid 2 Wabo (tijdelijk planologisch strijdig gebruik inclusief eis van tijdelijke behoefte) ingediend vóór inwerkingtreding van het Besluit, worden afgehandeld overeenkomstig het huidige recht. Dat betekent dat indien het wenselijk is dat gebruik wordt gemaakt van de ruimere mogelijkheden die het Besluit biedt voor tijdelijk planologisch strijdig gebruik via de kruimelgevallenregeling, na inwerkingtreding daarvan een nieuwe aanvraag moet worden ingediend. Overigens is artikel 3.1 lid 3 pChw niet vermeld op

www.wetten.nl.De

reden daarvoor is onbekend. Mogelijk is sprake van een omissie..

Een dergelijke regeling is in artikel 8 lid 3 bijlage II Bor ook opgenomen voor aanvragen om projectafwijkingsvergunning (artikel 2.12 lid a onder a nummer 3 Wabo), die als gevolg van het Besluit onder de kruimelgevallenregeling zijn komen te vallen. Ook daarvoor geldt dat het oude recht van toepassing is, indien de aanvraag vóór inwerkingtreding van het Besluit is ingediend.

Voor activiteiten die met het Besluit vergunningvrij zijn geworden is niet voorzien in een overgangsrechtelijke regeling. Het nieuwe recht zal ten tijde van het nemen van een primair besluit of een besluit op een bezwaarschrift onmiddellijk toegepast moeten worden.

Voor de situatie dat een vergunningvrije activiteit door het Besluit vergunningplichtig is geworden, wordt aan artikel 8 bijlage II Bor een lid toegevoegd. Dat lid voorziet erin dat een vergunningvrije activiteit waarmee is begonnen vóór de inwerkingtreding van het Besluit waarmee die activiteit in feite vergunningplichtig is geworden   vergunningvrij blijft.

Jan van Oosten

, Stibbe

Artikel delen