In mijn brief van 3 april jl. Tweede Kamer, vergaderjaar 20172018, 29 383, nr. 295
Aanleiding
Gemeenten geven vergunningen aan veehouders af voor het houden van vee mede op basis van vooraf vastgestelde rendementen van luchtwassers. De zogenaamde combiluchtwassers (voor geur, ammoniak en fijnstof) in varkens- en runderstallen blijken met name voor geur minder effectief te zijn dan eerder was aangenomen. Daardoor zijn er onbedoeld overbelaste situaties ontstaan.
Opdracht
Eind juni heb ik de commissie de opdracht gegeven om aanbevelingen te doen die gericht zijn op het op de korte termijn verminderen van geurhinder in de situaties waarin de veehouderij beschikt over een geldige vergunning en naar nu blijkt de omwonenden meer overlast ondervinden dan op basis van de vergunningverlening verwacht mag worden. Ik heb de commissie hierbij ook verzocht in te gaan op de inspraakreactie van de Producenten Organisatie Varkenshouderij (POV) op de voorgenomen wijziging van de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv). In het bijzonder vraag ik de Commissie advies over de passage dat met deze wijziging van de regelgeving verduurzaming wordt tegengegaan en met voorstellen te komen om eventuele belemmeringen weg te nemen. Omwonenden, veehouders, gemeenten en andere belanghebbenden zullen worden betrokken bij de uitvoering van de opdracht. Daarnaast heb ik de Commissie gevraagd om een bijdrage te leveren aan een robuust geurbeleid op de langere termijn.
Commissie
De heer mr. P.J. Biesheuvel zal op mijn verzoek de commissie voorzitten. De overige leden van de commissie zijn onafhankelijke deskundigen van het RIVM, de GGD, de WUR en de Universiteit Utrecht.
Planning
Ik heb de commissie verzocht om in de zomer haar bevindingen voor het verminderen van de korte termijn problematiek aan te leveren. Op basis daarvan zal ik in het najaar mijn beleidsreactie met u delen. Een rapportage met een bijdrage aan een robuust geurbeleid op de langere termijn is aan het einde van het jaar voorzien. Ook deze zal ik uw Kamer doen toekomen.