Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Ruud van Herpen over brandveilige monumenten in Nederland naar aanleiding van de brand in de Notre Dame in Parijs

"Aan het begin van de avond op 15 april werd brand ontdekt in de Notre Dame in Parijs. De brand breidde zich snel uit en al snel sloegen de vlammen hoog uit het dak van de kathedraal en uit de torens. Deze houten constructies gingen geheel verloren. Daarvoor was niet meer dan twee uur voor nodig. De Notre Dame leek uitgebrand. Gelukkig kon door het overweldigende brandweeroptreden ook nog veel behouden worden, waardoor herbouw van de Notre Dame mogelijk is."

23 april 2019

Nieuws

Onwillekeurig dringt zich de vraag op of deze calamiteit niet voorkomen had kunnen worden. En of zoiets in Nederland ook mogelijk is bij ons cultureel erfgoed. Brandrisicos zijn natuurlijk nooit helemaal uit te sluiten, maar de vraag is of we dergelijke brandrisicos wel onderkend hebben.

Is er voldaan aan de publiekrechtelijke regelgeving doelstellingen bij de Notre Dame?

In de publiekrechtelijke regelgeving is het behoud van het gebouw geen doel. Risicos die het behoud van het gebouw bedreigen worden dus ook niet ondervangen. Publiekrechtelijk zijn alleen persoonlijke veiligheid (gebouwgebruikers en hulpverleners) en de veiligheid van aangrenzende buurpercelen relevante doelen. Bij de brand in de Notre Dame werd aan deze doelstellingen voldaan.

Nu is er ook nog een monumentenwet. Wanneer een gebouw een rijksmonument is kan het zijn dat niet aan alle voorschriften volgens het Bouwbesluit kan worden voldaan, omdat de voorzieningen en maatregelen die daarvoor nodig zijn het monument schaden. In dat geval mogen voorzieningen of maatregelen achterwege blijven, waardoor het brandveiligheidsniveau van het monument lager is dan het niveau dat volgens Bouwbesluit nodig zou zijn.

Dat is eigenlijk best raar. Je zou verwachten dat behoud van ons cultureel erfgoed belangrijk is, dus dat dergelijke monumentale gebouwen een calamiteit zoals een brand moeten kunnen overleven. Building-resilience is dus belangrijk en zou je als extra doel verwachten naast de twee eerder genoemde publieke doelen. Aangezien dat niet publiekrechtelijk geregeld is, is het van belang dat de gebouweigenaar of gebouwbeheerder daarover zelf private doelstellingen formuleert.

Dat gebeurt heel vaak niet, omdat het voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning niet relevant is. Building-resilience voor een brandcalamiteit is daarmee misschien wel te vrijblijvend geworden.

Effectbeheersing

Stel nu dat er toch private doelstellingen bij een monumentaal pand geformuleerd worden die tot doel hebben het gebouw in geval van brand te behouden. In lijn met het Bouwbesluit wordt dan waarschijnlijk in eerste instantie gedacht aan voorzieningen die het gebouw kunnen beschermen wanneer een brand ontstaan is.

Wat het eerst opkomt zijn installatietechnische voorzieningen zoals een automatische blusinstallatie of een automatische rook- en warmte-afvoer installatie. In de Notre Dame zou dat een flinke uitdaging geweest zijn, gezien de inwendige hoogte en de bouwkundige constructie. Daarnaast zijn dergelijke voorzieningen nauwelijks effectief voor een brand die in de houten kap ontstaat.

In plaats van installatietechnische voorzieningen kan ook aan bouwkundige maatregelen gedacht worden. Niet dat dat simpeler is, want compartimenteren of het bouwkundige beschermen van de draagconstructie zijn onwenselijk, of doen afbreuk aan het monument.

In bepaalde gevallen kunnen installatietechnische en bouwkundige voorzieningen om het effect van een brand te beperken natuurlijk best voordeel bieden, maar in algemene zin moet worden gesteld dat de efficiëntie beperkt is en de inbreuk op het monument groot. Als effectbeheersing te weinig soelaas biedt moet dus meer ingezet worden op kansbeheersing.

Kansbeheersing

De brand in de Notre Dame is mogelijk ontstaan door renovatie werkzaamheden. Het is vaak zo dat bij onderhouds-, bouw- of verbouwwerkzaamheden brandveiligheid onderbelicht blijft. Maar ook tijdens dergelijke werkzaamheden, die afwijken van het normale gebruik van het gebouw, moet het gebouw brandveilig zijn.

Bij bouw- en renovatiewerkzaamheden worden vaak potentiele bronnen voor het ontstaan van brand geïntroduceerd. Denk maar aan elektrische apparaten, het eventueel opladen van accu-apparaten, het uitvoeren van werkzaamheden waarbij vonken ontstaan (slijpen, snijden, lassen, boren, etc.) of van werkzaamheden waarbij open vuur aanwezig is (dakdekken). Het ligt voor de hand om juist die bronnen te elimineren, of in elk geval de ontstaanskans op brand daarbij te verkleinen.

Soms is dat met eenvoudige organisatorische maatregelen al mogelijk. Denk aan veiligheidsprotocollen en extra toezicht bij dergelijke werkzaamheden. Wanneer dat toezicht ook nog een taak krijgt om in te grijpen wanneer het mis gaat, bijvoorbeeld door deze in te vullen met een brandwacht die een beginnend brandje kan bestrijden, wordt de kans op een potentieel bedreigende brand flink gereduceerd.

Wat kunnen we concluderen over de brand bij de Notre Dame?

Er is weinig aandacht voor de brandrisicos ten aanzien van het behoud van monumenten. Building-resilience voor een brandcalamiteit is bij rijksmonumenten die als cultureel erfgoed gezien kunnen worden zeker een wenselijk doel. Voorzieningen om het effect van een brand te beperken zijn in een monument niet altijd goed mogelijk en ook niet altijd efficiënt. Het is wellicht efficiënter om de kans op een potentieel bedreigende brand te verkleinen. Organisatorische voorzieningen kunnen daarin heel efficiënt zijn, mits er ook controle, toezicht en handhaving op die voorzieningen is.

De brand in de Notre Dame laat daarnaast goed zien dat een gebouw vaak tijdens onderhouds-, renovatie- , bouw-, of verbouwwerkzaamheden het meest kwetsbaar is. Juist bij die werkzaamheden zijn veiligheidsprotocollen en toezicht noodzakelijk. De building-resilience wordt dan dut verkregen door kansbeheersing.

Artikel delen