Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Onteigening voor een omgevingsvergunning; Nbw-vergunning

KB 23 april 2015, nr. 2015000738 (Gemeente Nunspeet). Eerste onteigening op basis van een omgevingsvergunning, waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan (art. 2.12, 1e lid, onder a, ten derde Wabo); het ontbreken van een Nbw-vergunning staat niet aan onteigening in de weg. De raad van de gemeente Nunspeet heeft voor de realisatie van het bedrijventerrein “De Kolk” en voor de aanleg van een rondweg het bestemmingsplan “Bedrijventerrein De Kolk” vastgesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter bij uitspraak van 16 december 2009, zaaknr. 200900916/1/R2, de bestemming “Verkeer” vernietigd. Door burgemeester en wethouders is vervolgens een omgevingsvergunning voor de rondweg verleend, waarbij van het geldende bestemmingsplan is afgeweken. Het bestemmingsplan is al op 16 december 2009 (behoudens de bestemming “Verkeer”) onherroepelijk geworden.

3 juni 2015

Nieuws

Met dit Koninklijk Besluit zijn voor het eerst gronden ter onteigening aangewezen voor de uitvoering van een omgevingsvergunning (zie art. 77, lid 1, sub 3 Onteigeningswet).

Zoals uit het KB blijkt, verloopt de beoordeling van een verzoekbesluit tot aanwijzing van gronden ter onteigening voor de realisatie van een omgevingsvergunning niet anders dan wanneer het gaat om de realisatie van een bestemmingsplan.

Al met al lijkt onteigening, ook in geval het gaat om werken waarvoor met een omgevingsvergunning een onteigeningstitel is verleend, voor overheden een adequaat middel om gronden te verwerven, die niet minnelijk verworven kunnen worden.

Voor de aanleg van het bedrijventerrein De Kolk en van de rondweg is een Natuurbeschermingswet 1998-vergunning (Nbw-vergunning) noodzakelijk. Die vergunning is verleend, maar deze is bij uitspraak van de Afdeling van 24 december 2014 (zaaknr. 201309655/1/R2) vernietigd.

In dit onteigeningsKB is dan ook de vraag aan de orde of er sprake is van een uitvoerbaar plan, nu de voor de uitvoering van dat plan verleende Nbw-vergunning is vernietigd vanwege onvolkomenheden in de vereiste passende beoordeling en er om die reden (nog) geen sprake is van een (onherroepelijke) Nbw-vergunning.

De gemeente heeft gesteld dat er tijdig een passende beoordeling, noodzakelijk voor vergunningverlening, kan worden opgesteld en dat een nieuwe Nbw-vergunning tijdig kan worden verleend.

De tijdsplanning, die de gemeente daarvoor heeft genoemd is voor de Kroon acceptabel, in die zin dat de Kroon het voldoende aannemelijk acht dat de Nbw-vergunning tijdig kan worden verleend; de termijn van realisering van het werk waarop het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning ziet, zal aldus vallen binnen de termijn van vijf jaar, die bij de beoordeling van het urgentiecriterium wordt gehanteerd.

Daarbij heeft de Kroon nog overwogen dat in het kader van een administratieve onteigeningsprocedure geen zelfstandige uitspraken worden gedaan over en niet vooruit kan worden gelopen op de mogelijke afloop van een dergelijke (vergunnings)procedure.

Van belang is, zo blijkt uit het KB, dat in dit geval de uitvoering van het werk, waarvoor onteigend moet worden, pas kan worden gestart nadat (in casu) de benodigde vergunningen zijn verleend.

De burgerlijke rechter lijkt in de gerechtelijke onteigeningsprocedure, marginaal toetsend, aan dit oordeel van de Kroon gebonden te zijn; zie bijv. HR 9 februari 2000, NJ 2000/418 (Strijpse Kampen/Eindhoven).

De onteigende geniet overigens wel de rechtsbescherming op grond van art. 61 Onteigeningswet: de gemeente moet binnen drie jaar nadat het vonnis van onteigening kracht van gewijsde heeft gekregen met het werk, waarvoor onteigend is, een aanvang maken, op straffe waarvan de onteigende partij de eigendom van hetgeen onteigend is kan terugvorderen en/of schadevergoeding kan verlangen.

Artikel delen