Op 18 april 2024 publiceerde de Raad van State het jaarverslag 2023. Als onderdeel van dat jaarverslag beschrijft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de ”Afdeling”) ontwikkelingen in de jurisprudentie. Ook werd een overzicht gepubliceerd van uitspraken die de Afdeling in 2023 heeft gedaan en die die een belangrijke bijdrage leveren aan de jurisprudentie.
Opvallend is dat ten opzichte van eerdere jaren opvallend veel uitspraken over verkeer en parkeren het overzicht hebben gehaald. De twee uitspraken over CBR-onderzoeken naar alcohol en drugs laat ik dan nog buiten beschouwing. Deze toename past in een trend van toegenomen aandacht voor duurzame mobiliteit. Eerder gemaakte (beleids)keuzes op het gebied van duurzame mobiliteit, zijn afgelopen jaar aan de Afdeling voorgelegd. Die (beleids)keuzes zien onder meer op het terugdringen van het aantal parkeerplaatsen bij nieuwe ontwikkelingen en het gebruik van elektrisch aangedreven (openbaar) vervoer.
Daarnaast verschenen interessante uitspraken over de toepassing van het vertrouwensbeginsel, het opnemen van een voorwaardelijke verplichting en de wijze waarop ten aanzien van parkeren een bouwplan wordt getoetst aan het bestemmingsplan. Tot slot bevat het overzicht ook een interessante uitspraak over de beoordelingsvrijheid bij verkeersbesluiten.
Hieronder heb ik de relevante uitspraken uit het jaarverslag gebundeld en voorzien van een link naar de volledige uitspraak.
Parkeerdruk en -normen
Uitspraak van 22 maart 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:1164)
Aanzienlijk verlagen van de parkeernorm aanvaardbaar vanwege de toepassing van mobiliteitsconcept in combinatie met betaald parkeren.
Samenvatting
Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van drie woontorens met 580 woningen. Uit het parkeeronderzoek van Spark volgt dat de te bouwen parkeergarage 347 plaatsen heeft, waarvan 54 dienen als compensatie van plaatsen die in het openbare gebied verdwijnen. Per saldo zijn er dus 293 plaatsen beschikbaar voor LEAD. Volgens de berekening van Spark zijn op het drukste moment - werkdag-avond - 322 plaatsen nodig, zodat er een tekort zal zijn van 29 plaatsen.
Met toepassing van het gemeentelijk parkeerbeleid kan echter worden afgeweken van de autoparkeereis. De locatie is namelijk gelegen op een loopafstand van minimaal 500 m tot de dichtstbijzijnde gelegen openbare parkeergelegenheid buiten een betaald parkeerzone. Ook worden ten minste het bezoekersaandeel plus de te compenseren 54 openbare parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd en beschikbaar gesteld aan de desbetreffende doelgroepen. Tot slot is van belang dat de toekomstige bewoners niet in aanmerking komen voor een bewoners- en/of bezoekersvergunning, omdat de te bouwen woningen worden opgenomen op het zogenoemde Parkeren Op Eigen Terrein-overzicht van de gemeente. De Afdeling oordeelt dat de parkeerbehoefte in zoverre toereikend is gemotiveerd.
Uitspraak van 26 april 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:1632)
Onvoldoende gemotiveerd dat in dit geval volstaan kan worden met een substantieel lagere parkeernorm dan de in de gemeentelijke parkeernota opgenomen parkeernorm.
Samenvatting
Het bestemmingsplan maakt voor een deel van de binnenstad van Nieuwegein ongeveer 1370 woningen mogelijk. Op grond van de gemeentelijke parkeernota geldt voor deze woningen een parkeernorm van 1,2 tot 1,25 parkeerplaatsen per woning en kan een parkeernorm van 1,0 parkeerplaats per woning worden toegepast als uit een mobiliteitstoets blijkt dat die norm toelaatbaar was. Op grond van gemeentelijk beleid is het verder toegestaan om in een bestemmingsplan van de normen in de gemeentelijke parkeernota af te wijken. De gemeenteraad heeft in de planregels een parkeernorm van 0,4 parkeerplaats per woning opgenomen. De Afdeling is echter van oordeel dat de gemeenteraad, ondanks de verwijzingen naar twee mobiliteitstoetsen en een mobiliteitsvisie waaruit wel het beleidsvoornemen van de gemeenteraad volgt om auto’s te weren uit het plangebied, niet voldoende heeft gemotiveerd dat er in dit geval volstaan kan worden met een parkeernorm van 0,4 parkeerplaats per woning. Niet duidelijk is namelijk of alleen sprake is van een beleidsvoornemen of dat dit beleidsvoornemen ook is onderbouwd met feiten die dit voornemen kunnen dragen.
Uitspraak van 13 december 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4644)
Toepassen van reducties op de berekende parkeerbehoefte.
Samenvatting
Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van 110 appartementen in Zwolle. De gemeente hanteert beleid waarbij wordt ingezet op het terugdringen van autogebruik en autobezit. Daarbij wordt gestimuleerd om woningbouw te ontwikkelen in de nabijheid van voorzieningen, zoals OV-haltes en de stationsomgeving. Op de berekende parkeerbehoefte van het bestemmingsplan is vanwege de nabijheid van het openbaar vervoer een reductie toegepast van 5%. Zo is het centraal station van Zwolle bereikbaar op 7 minuten fietsafstand en vertrekken er op meerdere plekken in de buurt bussen naar verschillende locaties. Vanwege de beschikbaarheid van goede fietsvoorzieningen, waaronder makkelijk toegankelijke fietsenstallingen, parkeerplekken voor bak- en kratfietsen en fietsparkeerplekken die appartementgebonden zijn, is een reductie van 2% toepast. De Afdeling oordeelt dat in dit geval voldoende is gemotiveerd waarom die reducties toegepast kunnen worden en waarom dat past binnen het parkeerbeleid.
Uitspraak van 27 december 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4858)
Maximale parkeernorm van nul voor nieuwe vergunningplichtige functies in het stationsgebied in Leiden.
Samenvatting
Het bestemmingsplan betreft een zogenoemd paraplubestemmingsplan. Daarin is, net als in het voorgaande planologische regime, een dynamische verwijzing naar gemeentelijke beleidsregels over parkeernormen opgenomen. In die beleidsregels staat dat voor de omgeving van het centraal station in Leiden een maximale parkeernorm van nul geldt voor nieuwe vergunningplichtige functies. Een appellante die in dat gebied een supermarkt exploiteert, vreest dat als gevolg daarvan de parkeerdruk op het parkeerterrein voor haar supermarkt dusdanig zal toenemen dat haar klanten daar niet meer kunnen parkeren. De Afdeling overweegt dat uit parkeeronderzoek volgt dat de bezettingsgraad op dat terrein maximaal 75% is, zodat op het parkeerterrein nog ruimte lijkt te zijn om parkeervraag uit de omgeving op te vangen. Bovendien heeft de gemeenteraad toegelicht dat het hanteren van een maximale parkeernorm van nul onderdeel is van een groter pakket aan maatregelen. Zo geldt voor het desbetreffende parkeerterrein dat daar een zogenoemde “blauwe kap” is ingevoerd, wat betekent dat daar maximaal twee uur betaald mag worden geparkeerd. Gelet op het samenstel aan maatregelen, ziet de Afdeling dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de gemeenteraad met het parapluplan onvoldoende acht heeft geslagen op de belangen van appellante.
Uitgangspunten mobiliteit bij passende beoordeling
Uitspraak van 6 december 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4540)
Uitgangspunten naar de gevolgen van de maximale invulling van de planologische mogelijkheden moeten reëel en aannemelijk zijn.
Samenvatting
Het bestemmingsplan maakt de herontwikkeling van het middendeel van de voormalige vliegbasis Twenthe mogelijk. Dit middendeel is onder meer beoogd als locatie voor evenementen. Aan het bestemmingsplan ligt een passende beoordeling ten grondslag. In deze passende beoordeling is het gebruik van een transferium en de inzet van elektrisch aangedreven bussen van en naar dit transferium als uitgangspunt genomen. De Afdeling overweegt dat de gevolgen van de maximale invulling van de planologische mogelijkheden moeten worden onderzocht. De uitgangspunten die daarvoor worden gebruikt, moeten reëel en aannemelijk zijn. Die uitgangspunten hoeven echter niet per se in het bestemmingsplan te worden geborgd. De omstandigheid dat in het bestemmingsplan niet is geborgd dat en wanneer een transferium wordt gebruikt en elektrisch aangedreven bussen worden ingezet, is op zichzelf onvoldoende voor het oordeel dat daarvan in de passende beoordeling niet mocht worden uitgegaan. De Afdeling oordeelt echter dat het in dit geval niet reëel en aannemelijk is dat een transferium wordt gebruikt en elektrisch aangedreven bussen worden ingezet. De gronden waarvan het de bedoeling is dat die voor het transferium zullen worden gebruikt, zijn in eigendom van een transportbedrijf. Van een overeenkomst met het transportbedrijf met betrekking tot het gebruik van het terrein is niet gebleken. Er zijn ook nog geen overeenkomsten gesloten met busmaatschappijen voor het gebruik van elektrisch aangedreven bussen. Onder deze omstandigheden mocht in de passende beoordeling niet worden uitgegaan van het gebruik van een transferium en de inzet van elektrisch aangedreven bussen.
Voorwaardelijke verplichting
Uitspraak van 11 oktober 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3779)
Benodigde verkeersknippen hadden in het bestemmingsplan moeten worden vastgelegd.
Samenvatting
Het plan maakt de bouw van 820 woningen mogelijk. Om te voorkomen dat de woningbouw leidt tot een onaanvaardbare toename van verkeersbewegingen, wil de gemeenteraad drie verkeersknippen realiseren. De raad acht het bestemmingsplan alleen ruimtelijk aanvaardbaar als deze drie verkeersknippen worden gerealiseerd. Slechts één van de drie verkeersknippen is in het bestemmingsplan vastgelegd. De raad stelt dat hij het feitelijk in zijn macht heeft om de andere twee verkeersknippen te realiseren, omdat hij eigenaar is van die gronden. De Afdeling oordeelt dat in dit geval het criterium van een goede ruimtelijke ordening van artikel 3.1, eerste lid, van de Wro en de rechtszekerheid van omwonenden vereisen dat de raad de twee overige knippen in het bestemmingsplan had moeten vastleggen. Dat de raad het als eigenaar van de gronden feitelijk in zijn macht heeft om de verkeersknippen te realiseren, is in dit geval niet voldoende om van het opnemen van een planologische borging af te zien. De realisatie van de verkeersknippen is namelijk van wezenlijk belang voor de aanvaardbaarheid van de gevolgen van het bestemmingsplan. Door het geheel ontbreken van een planologische regeling is verder onduidelijk of, en wanneer, welke maatregel wordt getroffen en of de realisatie van de verkeersknippen op een aanvaardbaar moment zal plaatsvinden.
Toetsing bouwplan aan bestemmingsplan
Uitspraak van 8 maart 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:937)
Een bouwplan voldoet pas aan het bestemmingsplan als de in de aanvraag genoemde parkeergelegenheid daadwerkelijk gerealiseerd en gebruikt kan worden.
Samenvatting
Het college van burgemeester en wethouders heeft geweigerd om een omgevingsvergunning te verlenen voor de bouw van een supermarkt. Op de tekening behorende bij de aanvraag staan 164 parkeerplaatsen ingetekend. Om te voldoen aan de parkeernormen moeten in ieder geval 147 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. De Afdeling oordeelt dat een bouwplan pas voldoet aan het bestemmingsplan als de in de aanvraag genoemde parkeergelegenheid daadwerkelijk gerealiseerd en gebruikt kan worden. Het college heeft onder verwijzing naar verschillende 20Jaarverslag Raad van State 2023 Jurisprudentieoverzicht rapporten gemotiveerd toegelicht dat op het perceel ongeveer 133 bruikbare parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd ten behoeve van het bouwplan. Dit betekent dat niet aan de voor het bouwplan benodigde 147 parkeerplaatsen wordt voldaan. Het bouwplan is dan ook in strijd met het bestemmingsplan en het college heeft de gevraagde vergunning mogen weigeren.
Verkeerbesluiten
Uitspraak van 15 februari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:599)
Toetsingskader verkeersbesluiten.
Samenvatting
Het college van burgemeester en wethouders heeft beoordelingsruimte bij de beantwoording van de vraag wat nodig is ter bescherming van de verkeersbelangen genoemd in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Het college dient dit naar behoren te motiveren. Afhankelijk van de beroepsgronden gaat de bestuursrechter in op de vraag of de manier waarop het college van die beoordelingsruimte gebruik heeft gemaakt in overeenstemming is met het recht. Daarbij moet de bestuursrechter nagaan of het college redelijkerwijs de beoordelingsruimte op die manier heeft kunnen invullen. Nadat het college heeft vastgesteld wat naar zijn oordeel nodig is gelet op de betrokken verkeersbelangen, moet het de uitkomst van die beoordeling afwegen tegen de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit. Bij die afweging heeft het bestuursorgaan beleidsruimte. De bestuursrechter gaat niet na of hij in het concrete geval tot hetzelfde besluit zou zijn gekomen. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de (uitkomst van de) belangenafweging die ten grondslag ligt aan het besluit onevenredig is in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen (artikel 3:4, tweede lid, van de Awb).
Vertrouwensbeginsel bij gebruik parkeerterrein
Uitspraak van 1 maart 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:807)
Derde stap vertrouwensbeginsel; belangenafweging bij contra legem honoreren gerechtvaardigd vertrouwen.
Samenvatting
Bij betrokkene is sprake van een gerechtvaardigde verwachting dat zij een parkeerterrein mocht afsluiten met een parkeersysteem. Dit betekent nog niet dat aan die verwachtingen moet worden voldaan. Het honoreren van opgewekt gerechtvaardigd vertrouwen waardoor strijd ontstaat met een wettelijk voorschrift is alleen dan aanvaardbaar als het buiten toepassing laten van het wettelijk voorschrift niet leidt tot aantasting van (mede) door dat voorschrift beschermde belangen van derden of van zwaarder wegende algemene belangen. Betrokkene heeft veel werk gemaakt van de door bewoners en winkeliers ervaren parkeerdruk, onder meer door het opstellen van een parkeerdrukonderzoek. Maar het college is ook al langer bezig met een parkeerplan voor een groter gebied waarbij ook met de belangen van omwonenden en winkeliers rekening zal worden gehouden. Het belang van betrokkene bij de exploitatie van het parkeerterrein legt gelet op de regelgeving en het belang van de handhaving onvoldoende gewicht in de schaal. Wanneer andere belangen in de weg staan aan honorering van het gewekte vertrouwen kan voor het bestuursorgaan de verplichting bestaan om de geleden schade te vergoeden. Betrokkene heeft schade geleden door de toezeggingen waarop zij heeft vertrouwd. Het college moet die schade vergoeden. Daartoe dient het college een zelfstandig schadebesluit te nemen.