Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Financieel belang eigenaar speelt toch rol bij aanwijzing monument

Tot voor kort was het nog niet voorgekomen dat een besluit tot aanwijzing van een monument struikelde op het financiële belang van de eigenaar bij het voorkomen van die aanwijzing.

15 augustus 2014

Daar is met de uitspraak van

16 juli 2014

van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de 'Afdeling') verandering in gekomen.

De aanwijzing van een monument

Bij het aanwijzen van een gemeentelijk, provinciaal of rijksmonument wordt er getoetst aan bepaalde criteria. Deze criteria zijn (in de regel):

de architectonische waarde;

de stedenbouwkundige waarde;

de cultuurhistorische waarde;

de zeldzaamheid;

de gaafheid of herkenbaarheid.

Er is geen objectieve maatstaf wanneer een gebouw 'voldoende' scoort op deze criteria om aangewezen te worden als monument. Het is dus aan het bestuursorgaan om een afweging te maken omtrent de vraag of het gebouw 'monumentwaardig' is. Het zal niet verbazen dat er vaak onenigheid is tussen de eigenaar en het bestuursorgaan over deze afweging. Zo kan de eigenaar van mening zijn dat het gebouw geen architectonische waarde heeft ("het is lelijk") waardoor het geen monument zou moeten zijn, maar is het bestuursorgaan van mening dat het vanwege de hoge stedenbouwkundige waarde ("het is een bijzonder complex van gebouwen") toch als monument moet worden aangewezen (zie bijvoorbeeld de aanwijzing van het

complex ÄòSloterhofÄô

in Amsterdam).

De aanwijzing als monument heeft voor de eigenaar ingrijpende gevolgen. Hoewel de aanwijzing op zichzelf geen extra kosten met zich mee brengt, betekent de aanwijzing wel een beperking van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van het monument. Zie in dat verband artikel 2.1, lid 1, onder f, Wabo:

"[Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor een project dat bestaat uit]

het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een beschermd monument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een beschermd monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht

"

Indien de eigenaar van een gebouw van plan was om het gebouw te gaan slopen, dan kan een aanwijzing daarom zelfs als rampzalig worden ervaren: het maakt de sloop vaak heel moeilijk, zo niet onmogelijk. De sloop - als deze al wordt vergund - dient dan namelijk vaak gepaard te gaan met maatregelen om zo veel als mogelijk de bijzondere elementen te redden (denk aan het

hergebruik van de bouwmaterialen

of het behouden van een deel van het pand).

De aanwijzing betekent daarom vaak dat de eigenaar meer kosten zal moeten maken. Maar dit feit

was

eigenlijk niet relevant voor de vraag of het gebouw als monument aangewezen moet worden. Tot voor kort

oordeelde de Afdeling

namelijk dat:

"

de aanwijzing als beschermd monument niet inhoudt dat ingrijpende wijzigingen of zelfs sloop,

[...]

, geen doorgang kunnen vinden. Eventuele sloop en herbestemming kunnen aan de orde komen bij een belangenafweging in het kader van een door

[de eigenaar]

aan te vragen vergunning

[...]

, waarbij mede het financiële belang van

[de eigenaar]

moet worden betrokken

."

Deze overweging was vaste jurisprudentie. Zie in dat verband ook de uitspraak van

7 november 2012

:

"

Uit de jurisprudentie van de Afdeling volgt voorts dat een financieel belang onvoldoende grond is om van al dan niet definitieve aanwijzing af te zien

."

En meer recentelijk ook de uitspraak van

12 maart 2014

. Op grond van deze jurisprudentie werd in de praktijk aangenomen dat het voorkomen van de aanwijzing op grond van de financiële gevolgen voor de eigenaren onmogelijk was. Tot de uitspraak van 16 juli 2014.

Financieel belang speelt toch een rol bij de aanwijzing als monument

In de uitspraak van 16 juli 2014 draait het om de aanwijzing van de Christus Koningkerk in Heerlen als gemeentelijk monument. Het Cuypersgenootschap (een bekend voorvechter van de bescherming van monumenten) diende een aanvraag in om de kerk aan te laten wijzen als gemeentelijk monument. De kerk stond echter al op de lijst om gesloopt te worden (er lag zelfs al een onherroepelijke sloopvergunning). Na een aanvankelijke weigering gaat het college van B&W van Heerlen in bezwaar toch overstag en wijst de kerk als gemeentelijk monument aan. Hiertegen komt het kerkbestuur in beroep en hoger beroep.

Dat de kerk een belangrijke cultuurhistorische waarde heeft, wordt door het kerkbestuur niet betwist. Maar de kerk wordt niet meer gebruikt, staat leeg en veroorzaakt onveilige situaties. Daarnaast is jarenlang gezocht naar een mogelijkheid om de kerk te behouden (waaronder een herbestemming). Behoud van de kerk bleek echter vanuit financieel oogpunt niet haalbaar. De Afdeling overweegt als volgt:

"[D]e onderhavige aanwijzing tot gemeentelijk monument strekt tot behoud van de Christus Koningkerk. Voorts heeft het kerkbestuur aannemelijk gemaakt dat dit behoud uitsluitend door een herbestemming van de Christus Koningkerk kan worden gerealiseerd. In aanmerking genomen dat het kerkbestuur en het bisdom in de voorgaande jaren actief naar mogelijke herbestemmingen van de Christus Koningkerk hebben gezocht en deze alle financieel onhaalbaar bleken te zijn, heeft het college in het besluit van 22 maart 2011 ten onrechte volstaan met het standpunt dat een mogelijke herbestemming van de Christus Koningkerk eerst aan de orde kan komen bij een door het kerkbestuur aan te vragen vergunning [om het monument te slopen]. In het kader van de bij de aanwijzing tot gemeentelijk monument te verrichten belangenafweging had het college moeten onderzoeken en daarmee zekerheid dienen te verkrijgen over de vraag of herbestemming van de Christus Koningkerk kan worden gerealiseerd. Door dit evenwel na te laten, berust de in het besluit van 22 maart 2011 vervatte aanwijzing niet op een deugdelijke motivering en heeft er geen evenwichtige belangenafweging plaatsgevonden."

Kortom: omdat het behoud van het monument niet haalbaar is gelet op de daarmee gemoeide kosten, is het besluit om de kerk aan te wijzen als monument onvoldoende gemotiveerd en zijn de belangen niet voldoende afgewogen. Het besluit tot aanwijzing van de kerk als monument wordt daarom vernietigd.

Wat valt er te leren?

Deze uitspraak geeft eigenaren van een pand die tegen hun wens in wordt aangewezen als monument (en vrezen voor de financiële gevolgen daarvan) enige hoop om de aanwijzing vanwege de financiële gevolgen daarvan te voorkomen. Tegelijkertijd wijs ik erop dat de situatie van de Christus Koningkerk in Heerlen financieel nijpend was en er ook (tevergeefs) veel onderzoeken waren gedaan naar mogelijkheden om de kerk toch te behouden. Het betreft dus geen alledaagse situatie - verwacht dus geen wonderen van deze uitspraak.

AKD

Artikel delen