Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Analyse enquête Bouw- en Woningtoezicht over kwaliteit toezicht en de kwaliteit van de bouw EenVandaag

Op 16 oktober was er een item op EenVandaag over de kwaliteit van het toezicht en de kwaliteit van de bouw. Dit naar aanleiding van de enquête die door EenVandaag is gehouden in samenwerking met de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland. In de uitzending zowel op Radio1 als in het TV programma van EenVandaag is verslag gedaan van de uitkomsten van deze enquête. Onderstaande analyse van de enquête gaat dieper in op de beantwoording door de ruim 360 respondenten.

17 oktober 2018

Het algemene beeld onder de BWT-ers die de enquête hebben ingevuld is, dat er zowel door henzelf alsook door de private partijen (opdrachtgever, aannemer) onvoldoende toezicht plaatsvindt op de bouw om te kunnen waarborgen dat er geheel volgens de regelgeving wordt gebouwd. Aangegeven is dat dit toezicht volgens hen meer dan nodig is. De versnippering, het gebrek aan voldoende vakmensen, en vooral het gebrek aan kennis van de wet- en regelgeving op de bouwplaats maken het, dat de bouw ondermaats presteert. Een aantal keren is aangegeven dat de hoofdaannemer alleen nog maar functioneert als uitzendbaas voor ZZP-ers waarbij de uitvoerder op de bouw geen overzicht en kennis heeft van de kunde en achtergronden van de ingeschakelde ZZP-ers.

Het Bouw- en Woningtoezicht komt in ontwerp en uitvoering nog veel te veel fouten tegen, en dit lijkt alleen maar weer toe te nemen. Aangegeven is dat in de praktijk te vaak wordt afgeweken van de vergunning, waardoor het maar de vraag is of de uitvoering dezelfde kwaliteit heeft als dat op de tekening en berekeningen is aangegeven. Regelmatig wordt een bouwwerk stilgelegd, maar veel vaker nog wordt er bij het toetsen van de bouwaanvraag en het toezicht tijdens de uitvoering door BWT ingegrepen, waarbij er moet worden aangepast, hersteld of dat onderdelen van de bouw zelfs opnieuw moeten worden uitgevoerd.

De BWT-er geeft aan dat er bij veel gemeenten in de tijd van de bouwcrisis, en de aanloop naar de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen, te veel is bezuinigd op het Bouw- en Woningtoezicht. Hierdoor kan er ook met prioritering van de meest belangrijke risicos onvoldoende formatie voor het adequaat uitvoeren van alle taken worden ingezet. Nu de economie weer enorm is aangetrokken, en de bouw in uitvoering erg onder druk staat doordat er te veel met te weinig (deskundig) personeel wordt uitgevoerd, zou er juist meer moeten worden toegezien op naleving van wet- en regelgeving. Er wordt aangegeven dat er momenteel wel weer wordt geïnvesteerd in het BWT, maar dat vacatures niet kunnen worden ingevuld door voldoende capabel personeel. Ook bij detacheringsbureaus kunnen gemeenten geen personeel meer vinden.

Vooral het ontbreken aan goede regie op de bouwplaats. Te weinig oog voor kwaliteit op de bouw zelf en het onder druk staan van de bouw om op tijd voor een zo laag mogelijke prijs te bouwen, zijn volgens de respondenten de oorzaak van het toenemende aantal fouten, en de daaruit volgende incidenten op de bouw. De BWT-ers maken zelf niet zo heel veel Arbo gerelateerde incidenten mee, maar die zijn er wel veel te veel. Dat blijkt ook wel uit het aantal slachtoffers en gewonden op de bouw die ook nog steeds lijken toe te nemen.

Om bovengenoemde redenen hebben de respondenten nog onvoldoende vertrouwen dat de kwaliteit van de bouw zal toenemen door de komst van de private kwaliteitsborger. Dit omdat naar de mening van de respondenten het probleem vooral ligt in de mensen die de bouw uitvoeren. De private kwaliteitsborger zal ook slechts steekproefsgewijs op de bouw aanwezig zijn, niet anders dan de BWT-er waardoor hier niet veel in zal veranderen. Daarnaast is er onvoldende vertrouwen in de onafhankelijkheid van de kwaliteitsborger in het voorgestelde stelsel, aangezien deze moet worden betaald door de opdrachtgever, die vaak andere prioriteiten heeft zoals op tijd opleveren voor een zo laag mogelijke prijs. Wel geeft de BWT-er aan dat er wel iets moet gebeuren Ook het huidige systeem met Bouw- en Woningtoezicht is over datum, zo geven sommigen aan. Men geeft aan dat de focus te veel ligt op het juridische document (de bouwvergunning) en er te weinig focus ligt op het toezicht en de gerealiseerde kwaliteit.

Daarnaast is te lang niet meer in het BWT geïnvesteerd, en heeft het onvoldoende politieke aandacht. Door uitstroom van ervaren en deskundige BWT-ers staat ook binnen het BWT het kennisniveau onder druk. Er is wel weer aanwas, maar veel gemeenten vullen vacatures nog niet vast in omdat zij nog steeds in afwachting zijn op de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen. Met andere woorden; de sloopvergunning voor het huis Bouw- en Woningtoezicht is al te lang geleden aangevraagd, en dan ga je niet meer investeren in een nieuw dak op dat huis dat over een paar jaar zal worden gesloopt.

Een andere reden waarom er onvoldoende vertrouwen is in de komst van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen is dat ook, als dit private toezicht intensiever wordt, dit met nog meer mensen dient te gebeuren. En juist deze mensen, met voldoende kennis van technische Wet- en regelgeving zijn er gewoonweg niet. En als bij de invoering van de wet deze capaciteit al onder druk komt te staan is dit geen goede ontwikkeling voor het verbeteren van de kwaliteit in de bouw.

De gemiddelde BWT-er maakt zich dus zorgen over de kwaliteit van de nieuwbouw, maar ook over de kwaliteit van de bestaande voorraad die steeds ouder wordt. Incidenten, zoals de afgelopen tijd zijn gebeurd, verwacht men vaker als er niet meer wordt geïnvesteerd in kennis, kunde en toezicht op de bouw.

Analyse van de 32 vragen

Vraag 1: Bent u werkzaam binnen het Bouw- en Woningtoezicht.

Respondenten die hier nee hebben ingevuld zijn buiten de analyse gehouden.

Vraag 2: Hoe lang bent u actief als medewerker BWT

Opvallend is dat ruim 71% van de respondenten meer dan 10 jaar in het vak werkzaam is, tegenover in totaal maar 13% korter dan 5 jaar. Het vakgebied is redelijk vergrijsd, de uitstromende babyboomers zorgen ook voor een behoorlijke uitstroom van ervaren krachten. Er is zeker nieuwe instroom, en deze groeit ook weer. Daarnaast zijn wellicht de BWT-ers die langer in het vak zitten wat meer betrokken bij de toekomst van het vakgebied dan jongeren, die meer flexibel zijn in werkplek en werkveld.

Vraag 3: Wat is uw functie binnen het Bouw- en Woningtoezicht

De verhouding binnen/buitenfunctie bij de respondenten is zon 50/50. 46% Toezichthouders, 25% plantoetser, 15% is constructeur,1% bouwfysicus, 4% jurist/handhaver en daarnaast nog 7% leidinggevenden die de enquête hebben ingevuld.

Vraag 4: Hoeveel inwoners telt de gemeente waar u werkt

Meer dan de helft van de respondenten werkt bij een gemeente met meer dan 100.000 inwoners. 9% van de respondenten werkt in een gemeente met minder dan 25.000 inwoners. Hierbij dient te worden aangegeven dat de formatie van het BWT bij een kleine gemeente bestaat uit enkele ftes en die van de grote gemeenten wel boven de 100 fte kan liggen.

Vraag 5: Is er bij uw gemeente de afgelopen 5 jaar dermate bezuinigd op Bouw- en Woningtoezicht dat dit gevolgen heeft gehad voor de uitoefening van uw werk.

Van diegene die dit weten geeft 57% aan dat er is bezuinigd en 31% geeft aan van niet. 11% geeft aan dit niet te weten, of hier geen mening over te hebben.

Als hier de verhouding in grootte van gemeenten tegen aan wordt gehangen zien wij dat er bij de grote gemeenten vaker wordt aangegeven dat er is bezuinigd dan bij de kleinere gemeenten. 18 van de totaal 26 managers geeft aan dat er is bezuinigd. Er is geen verschil te zien of de toezichthouder meer vindt dat er is bezuinigd ten opzichte van de andere functies.

Vraag 6: open vraag op vraag 5

Uit diverse antwoorden blijkt dat vrijgekomen vacatures niet meer zijn opgevuld door onzekerheid over de toekomst of dat als er een vacature wordt opgengesteld, deze zeer lastig tot niet kan worden ingevuld, omdat er niemand solliciteerd met voldoende kennis voor die functie. In die gevallen wordt gezocht naar tijdelijke invulling door een detacheringsbureau, maar ook daar zijn geen mensen met voldoende kennis meer te vinden.

Ook wordt het gebrek aan ervaren personeel tegenover nog onvoldoende ervaren personeel als knelpunt gezien. Daarnaast wordt regelmatig aangegeven dat de administratieve last groot is, en er te zwaar moet worden geprioriteerd waardoor andere ook belangrijke controles niet meer worden uitgevoerd, hetgeen ten koste gaat van de kwaliteit. Ook wordt aangegeven dat in de prioritering soms keuzes worden gemaakt om bepaalde, minder risicovolle, bouwwerken helemaal niet meer te controleren.

Vraag 7: Hoe vaak komt u op de bouwplaats

Hier komt begrijpelijk naar voren dat dit afhankelijk is van de functie. En in de analyse zijn hier alleen de toezichthouders meegenomen. De meeste toezichthouders geven aan dagelijks op de bouwplaats te komen, 3 toezichthouders geven aan minder dan 1 keer per maand buiten te komen en 7 toezichthouders maandelijks. Waarom zij de functie toezichthouder invullen is niet te herleiden.

Vraag 8: Hoeveel tijd heeft u gemiddeld per inspectie

De gemiddelde tijd per inspectie op de bouwplaats ligt wel tussen een half uur en een uur (60%). 27% Geeft aan meer tijd te hebben dan 1 uur per inspectie, en 13% minder dan een half uur.

Vraag 9: Vindt u wel of niet dat u voldoende tijd heeft voor inspecties op de bouwplaats?

De verhouding wel/niet is ongeveer gelijk. Maar dit houdt wel in dat de helft van de inspecteurs vindt dat zij onvoldoende tijd heeft per bouwcontrole.

Vraag 10: open vraag op vraag 9

Hier wordt vooral aangegeven dat prioritering enerzijds helpt om te kiezen wat belangrijk is om op te controleren, maar anderzijds ook dat de prioritering er voor zorgt dat heel veel bouwplannen niet of naar hun mening onvoldoende worden gecontroleerd. Veel wordt aangegeven dat de administratieve last mede oorzaak waarom er onvoldoende tijd is voor inspecties. Maar als niet goed wordt vastgelegd wat er wel en niet wordt gecontroleerd wordt de toezichthouder en de gemeente hierop afgerekend bij een eventueel incident. Waar wordt aangegeven dat er voldoende tijd is wordt regelmatig aangegeven dat de inspecteur zelf zijn werk kan inplannen, en ook zelf mag en kan inschatten welke projecten (meer) controle nodig hebben. De inspecteur werkt ook vaak met een eigen bonus/malus waarbij bouwpartijen, die de regels minder goed naleven vaker door hen worden gecontroleerd dan bouwers die hun eigen kwaliteitssysteem op orde hebben. Hier wordt aangegeven dat vooral kleine bouwprojecten zoals renovaties, grote verbouwingen van woningen e.d. vaak meer tijd kosten dat grote bouwprojecten met goede bouwers.

Vraag 11: Zien volgens u aannemers en bouwbedrijven voldoende toe op naleving van regels en voorschriften op de bouwplaats.

Dit is een duidelijk antwoord. 92% Van diegenen die ja of nee hebben aangegeven vindt dit onvoldoende.

Vraag 12: open vraag op vraag 11

Hier wordt aangegeven dat grotere bouwbedrijven en op grotere bouwprojecten dit beter is dan in de kleine bouw. Hier wordt ook aangegeven dat dit alleen bij de 10% grote projecten goed is, maar bij de 90% kleinere bouwprojecten erg slecht is. De uitvoerder is vaak een regisseur om alle onderaannemers onder controle te houden, waarbij onvoldoende tijd over blijft om op kwaliteit te letten. Ook wordt aangegeven dat tijdsdruk, lage marges en te veel onderaannemers resulteren in veel fouten. Uitvoerders weten zelf vaak niet op grote bouwprojecten wie er allemaal als ZZP-er of onderaannemer aan het werk zijn.

Vraag 13: Is er volgens u voldoende of onvoldoende toezicht van gemeenten of omgevingsdiensten op de bouw.

Ook hier een duidelijk antwoord. 82% van diegenen die ja of nee hebben aangegeven vindt dit onvoldoende.

Vraag 14: open vraag op vraag 13

Hier wordt bezuiniging, werkdruk en te weinig fte als grootste oorzaak genoemd. Ook te veel andere werkzaamheden die er tussen komen worden genoemd. Waar er wordt aangegeven dat er voldoende toezicht is, wordt de relatie gelegd dat de opdrachtgever/vergunninghouder zelf verantwoordelijk is, en dat de gemeente slechts steekproefsgewijs behoort te controleren zoals de politie die her en der langs de weg staat met een snelheidscontrole. Ook is aangegeven dat door de grotere druk op de bouw het nu juist noodzakelijk is om meer te controleren. De BWT-er komt meer fouten tegen dan een aantal jaren geleden.

Vraag 15: Hoe zou u, op basis van uw eigen ervaringen, de kwaliteit van bouwen in het algemeen omschrijven?

Hier wordt de kwaliteit van de bouw door 61% als redelijk goed gezien. Slechts 1% geeft aan heel goed, 30% geeft aan redelijk slecht, en 2% heel slecht.

Vraag 16: Is de kwaliteit van bouwen volgens u de afgelopen jaren verbeterd of verslechterd of gelijk gebleven.

10% geeft aan verbeterd, tegenover 40% die aangeeft dat het is verslechterd. 38% geeft aan geen verschil te merken in de kwaliteit.

Vraag 17: open vraag op vraag 16.

Hier wordt de versnippering, het grote aantal onderaannemers en onbekwame ZZP-ers die op de markt werken als grootste oorzaak aangegeven. Er wordt veel gebouwd door mensen die geen idee hebben wat zij aan het doen zijn, laat staan welke bouwregelgeving daarvoor geldt. Tijdsdruk, de gekte in de bouw door de aangetrokken economie en het gebrek aan vakmensen is de oorzaak zo geeft men aan. Waar aangegeven is dat het is verbeterd, wordt de relatie gelegd met betere prefab- producten en een aantal aannemers die door de aankomende Wet kwaliteitsborging voor het bouwen al beter naar hun kwaliteitssysteem kijken, maar dit zijn dan vooral de grotere nieuwbouwprojecten.

Vraag 18: Hoe vaak heeft uw gemeente het afgelopen jaar een project stilgelegd vanwege (veiligheids)risicos?

10% van de respondenten die een aantal heeft genoemd zeggen dat de gemeente geen enkele keer een bouw heeft stilgelegd, en 25% geeft aan meer dan 10 keer. Deze antwoorden zijn uiteraard heel erg afhankelijk van de grootte van de gemeente. Maar ook bij een aantal grote gemeenten zien wij dat er is ingevuld geen enkele keer. Terwijl er gemeenten zijn, kleiner dan 25.000 inwoners, waar er is aangegeven tussen de 5 en 10 keer.

Vraag 19: Open vraag op vraag 18

Hier wordt vaak aangegeven dat het voornemen om stil te leggen, of het zo snel mogelijk laten herstellen vaak wordt toegepast, en dat dan het stilleggen niet meer hoeft. Ook wordt een paar keer aangegeven dat het politiek ongewenst is om stil te leggen. Stillegging vindt vooral plaats op constructieve aspecten. Andere fouten worden vaak met termijn van herstel opgelost. Veel is te herstellen, en hier wordt dan in overleg met de inspecteur een termijn voor afgesproken. Als deze niet wordt nagekomen dan wordt in sommige gevallen wel het werk stilgelegd.

Vraag 20: Hoe vaak heeft u het afgelopen jaar incidenten meegemaakt op de bouw.

Van de respondenten die een getal heeft ingevuld geeft 29% aan dat niet te hebben meegemaakt, en 71% geeft aan dit tussen de 1 en meer dan 10 keer te hebben meegemaakt. In de vraag is niet duidelijk aangegeven wat onder een incident moet worden verstaan. Het spreekt voor zich dat de meeste incidenten door de inspecteurs zijn meegemaakt.

Vraag 21: Open vraag op vraag 20

Deze vraag is vaak gelezen als ongelukken op Arbo-aspecten. Maar ook is aangegeven dat men er vaak niet bij is als gemeente, wanneer er een incident plaatsvindt, en dat dat ook niet aan de gemeente wordt gemeld. Bij incidenten moet men dit doorgeven aan de inspectie SZW en niet aan de gemeente. Verder zijn incidenten waar de gemeente wel wordt bijgehaald veelal in relatie tot constructieve veiligheid. Ook hier is aangegeven dat men niet duidelijk heeft wat met de vraagstelling is bedoeld als incident.

Vraag 22: Ziet u wel eens dat tijdens de uitvoering wordt afgeweken van de bouwtekening of niet?

Hier wordt aangeven dat dit heel vaak voorkomt. Slechts 2% van de respondenten die een getal heeft genoemd geeft aan dat dit nooit voorkomt. 19% geeft aan dat dit vrijwel altijd gebeurd en ruim 50% geeft aan dat dit vaak gebeurd.

Vraag 23: Hoe is het volgens u gesteld met de naleving van regels en wettelijke voorschriften in de bouwsector

Slechts 1 respondent geeft aan dat dit heel goed is. 60% Geeft aan dat het slecht tot zeer slecht is gesteld met de naleving van regels en wettelijke voorschriften. Ongeveer 1/3 van de respondenten geeft aan dat het redelijk goed gesteld is met de naleving.

Vraag 24: Komt u weleens fouten tegen? Welke fouten of overtredingen komt u het meeste tegen

Deze vraag heeft een heel breed scala aan fouten die men tegenkomt. Maar vooral constructieve fouten (bijv. wapening, isokorven, paalkoppen, aansluitingen) en gezondheids- en energie-aspecten (ventilatie/isolatie/EPC) worden genoemd. Daarnaast is ook aangegeven dat veel fouten worden aangetroffen op het gebied van brandveiligheid. Wat ook wordt genoemd is dat bij plantoetsing bijna altijd wel aanvullingen worden gevraagd omdat de tekening niet klopt, en dat dit in de praktijk tijdens de uitvoering niet is verwerkt.

Vraag 25: Heeft u het afgelopen jaar bouwfouten gesignaleerd die, wanneer zij niet ontdekt waren, tot schade hadden kunnen leiden.

Hier geeft 92% van de respondenten die ja of nee heeft gezegd aan dat zij bouwfouten heeft gesignaleerd die tot schade hadden kunnen leiden. Er is hier geen onderscheid te maken in functie

Vraag 26: Heeft u het afgelopen jaar bouwfouten gesignaleerd die, wanneer zij niet ontdekt waren, tot instorting hadden kunnen leiden.

Hier geeft 55% van de respondenten die ja of nee heeft gezegd aan dat zij bouwfouten heeft ontdekt die tot instorting hadden kunnen leiden.

Vraag 27: Als er fouten zijn, hoe vaak worden fouten ook daadwerkelijk hersteld?

Hier wordt aangegeven dat fouten altijd tot vaak worden hersteld.

Vraag 28: In politiek Den Haag wordt gewerkt aan de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen waarmee men voornemens is het bouwtoezicht privaat te laten uitvoeren. Ook wordt de aansprakelijkheid van aannemers uitgebreid. Bent u voor- of tegenstander van die wet.

Van de respondenten geeft 14% aan voorstander te zijn. 77% tegenstander en 7% heeft geen mening, of weet dit niet.

Vraag 29: Open vraag op vraag 28

Respondenten die hebben aangegeven weet niet/geen mening geven aan dat zij nog te veel onduidelijk vinden, of dat er net zo veel voordelen als nadelen te noemen zijn. Ook bij deze respondenten is er de twijfel over de onafhankelijkheid. Bij de respondenten die tegen zijn wordt het meest de onafhankelijkheid als zorg gezien. De slager die zijn eigen vlees moet gaan keuren wordt veel genoemd. Veel mensen zeggen wel voor het principe te zijn, maar hebben er onvoldoende vertrouwen in dat dit wordt waargemaakt met de nieuwe wet. Het gebrek aan private toezichthouders met voldoende kennis van de bouw en de bouw- en regelgeving wordt ook veel genoemd. Ook hier wordt het algehele gebrek aan voldoende vakmanschap op de bouw een aantal keren genoemd waarbij er geen verschil is of dit nu wordt geconstateerd door het BWT of de private toezichthouder. Ook wordt een aantal keren aangegeven dat de pilots nog onvoldoende vertrouwen geven omdat die alleen nog maar zijn uitgevoerd op seriematige woningbouw en een aantal appartementen, maar niet op complexe renovaties, verbouwen e.d. waar juist het Bouw- en Woningtoezicht veel meer werk aan heeft dan die nieuwbouw. Voorstanders geven aan dat het Bouw- en Woningtoezicht nu ook te weinig meerwaarde heeft bij het toezicht en het huidige stelsel niet meer werkt. Al zijn ook de voorstanders wel kritisch over de onafhankelijkheid en aansprakelijkheid, en vraagt men zich af of het goed gaat werken.

Vraag 30: Denkt u dat de invoering van geprivatiseerd bouwtoezicht leidt tot meer of minder incidenten in de bouw?

Hier geeft een grote meerderheid (69%) aan dat zij meer incidenten verwacht. Slechts 3% verwacht dat de Wet kwaliteitsborging leidt tot minder incidenten. 18% denkt dat het geen verschil maakt, en 9% weet dit niet of heeft geen mening.

Vraag 31: Wat is volgens u de verklaring voor de incidenten van de afgelopen periode

Aangegeven wordt een aantal keren dat het pas misgaat als er een opeenstapeling van fouten heeft plaatsgevonden. Door één fout stort iets niet direct in. Vaak wordt genoemd het gebrek aan kennis bij ontwerp en uitvoering. Ook de aanbestedingen worden genoemd. Je krijgt het werk alleen als je het zo goedkoop mogelijk kunt bouwen, en dat is de aannemer die de minste veiligheidsmarges inbouwt. Ook tijdsdruk op oplevering wordt genoemd. Versnippering, het ontbreken van een coördinerend constructeur, het gebrek aan regie op de bouw, het gebrek aan vakmensen op de bouw en ook weer het onvoldoende toezicht op de uitvoering zowel door de opdrachtgever als door het Bouw- en Woningtoezicht worden hier genoemd.

Vraag 32: Hoe groot acht u de kans dat de komende jaren soortgelijke incidenten plaatsvinden in Nederland?

Hier geeft verreweg het grootste deel van de respondenten aan dat zij die kans redelijk groot (58%) tot heel groot (14%) acht. Slechts 1% acht de kans heel klein. 16% acht de kans redelijk klein, en 9% weet dit niet of heeft geen mening.