Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Hoe wordt er bij de bouw van een windpark rekening gehouden met soortenbescherming?

RVO 8 augustus 2019

ANTWOORD

De bescherming van planten- en diersoorten is verankerd in de Wet natuurbescherming. De Europese Vogel- en Habitatrichtlijn is verwerkt in deze nationale wetgeving. De wet stelt hoge eisen: elke verstoring of doding van individuen van beschermde soorten en het verstoren van rustplaats, nest of eieren is verboden. Dit geldt voor bijna duizend beschermde diersoorten. Bij windprojecten bestaat er een risico op verstoring of doding. In een milieueffectrapportage wordt dit uitgebreid onderzocht, voornamelijk voor vogel- en vleermuissoorten. Wanneer op basis van onderzoek wordt verwacht dat er meer dan incidentele slachtoffers vallen, is een ontheffing vereist. Deze kan worden aangevraagd bij de provincie. Vogels Windturbines veroorzaken een klein deel van de vogelslachtoffers die door menselijk handelen om het leven komen. Windturbines kunnen negatieve effecten hebben op vogels door: -Aanvaring: vogels kunnen zich doodvliegen tegen de wieken of tegen de mast -Barrièrewerking: vogels moeten omvliegen tijdens de trek of op weg naar hun leefgebied -Verstoring: vogels kunnen windturbines en hun omgeving gaan mijden, waardoor die gebieden ongeschikt worden als voedsel-, rust- of broedgebied. Om de effecten van windturbines op vogels te onderzoeken, is kennis over natuurlijke vliegbewegingen en de invloed van windturbines op vlieggedrag noodzakelijk. Met het veldonderzoek wordt in kaart gebracht welke vogelsoorten op welke manier gebruikmaken van het gebied en wat de te verwachten aanvaringsaantallen per soort zijn. Veldonderzoek wordt doorgaans uitgevoerd in het voor- en najaar. Vleermuizen Windturbines kunnen een negatief effect hebben op (lokale) vleermuispopulaties. Verandering van landschappelijke kenmerken kunnen locaties meer of minder risicovol maken voor vleermuizen. Vleermuispopulaties zijn kwetsbaarder dan vogelpopulaties, omdat ze in geringere aantallen voorkomen en minder jongen krijgen. De meeste vleermuisslachtoffers vallen in de nazomer en herfst, tijdens de migratie van trekkende soorten en in gebieden waar structuren zijn die door vleermuizen kunnen worden gebruikt. Bij iedere ingreep waarbij mogelijk effecten op vleermuizen te verwachten zijn, moet het vleermuisprotocol worden toegepast. Het protocol heeft tot doel het belang van de functies van gebieden voor soorten vleermuizen vast te stellen. Als het protocol is gevolgd, bestaat grote mate van juridische zekerheid dat voldaan is aan een wettelijke en maatschappelijke verantwoorde inspanning om na te gaan of soorten en functies van gebieden in het geding zijn.