Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Beoordeling spoedeisend belang: mag vergunde ontgronding onder Omgevingswet inmiddels zonder vergunning worden uitgevoerd?

In haar uitspraak van 8 april 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1439) oordeelt de voorzieningenrechter van de Afdeling dat twijfel bestaat voor het antwoord op de vraag of voor het ontgraven van landbodem en plaatselijk verdiepen van de waterbodem om (super)jachten te kunnen laten in- en uitvaren in een droogdok onder de Omgevingswet (“Ow”) niet langer een ontgrondingsvergunning nodig is.

17 april 2024

Commentaar jurisprudentie

Commentaar jurisprudentie

Aanleiding voor dit voorlopige oordeel is een geschil over een onder oud recht verleende ontgrondingsvergunning voor de voorgenomen ontgrondingswerkzaamheden. Vergunninghouder stelt dat een spoedeisend belang bij een voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ontbreekt, omdat de werkzaamheden met inwerkingtreding van de Omgevingswet vergunningvrij mogen worden uitgevoerd.

De voorzieningenrechter overweegt dat het in art. 5.1, eerste lid, Ow opgenomen verbod om zonder omgevingsvergunning een ontgrondingsactiviteit uit te voeren niet geldt voor de in art. 16.7 Besluit activiteiten leefomgeving (“Bal”) vermelde gevallen. Dat is onder meer het geval als het gaat om ontgronden voor het treffen van een maatregel uit een omgevingsplan, voor zover het gaat om het aanleggen, veranderen of verwijderen van een plein, weg, spoorweg of luchthaven.

In aanvulling hierop kunnen ingevolge art. 16.9 Bal kunnen in een provinciale omgevingsverordening in aanvulling ook andere vergunningvrije gevallen worden aangewezen als dat doelmatig en doeltreffend is. Zo bepaalt de toepasselijke omgevingsverordening in dit geval dat het aanleggen, veranderen of verwijderen van een haven vergunningvrij mag worden uitgevoerd.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter bestaat gerede twijfel over de beantwoording van de vraag of de voorgenomen ontgronding onder de werking van de Omgevingswet omgevingsvergunningvrij kan worden uitgevoerd.

Zo is het de vraag of de vergunde ontgronding kan worden aangemerkt als een ontgrondingsactiviteit als bedoeld in art. 16.6 Bal, of sprake is van een ontgronding voor het treffen van een maatregel uit het omgevingsplan (zoals art. 16.7 Bal voorschrijft) en of de voorgenomen ontgronding gelijk is te stellen met het aanleggen of veranderen van een haven (als bedoeld in de omgevingsverordening). Gelet op deze twijfel oordeelt de voorzieningenrechter een spoedeisend belang aanwezig.

Artikel delen