Dit rapport verkent de toekomstige nationale kosten van waterstoflevering aan woningen en bedrijfsgebouwen. Het behandelt ook factoren die van invloed zijn op de toekomstige beschikbaarheid van waterstof voor verwarming van gebouwen, als alternatief voor aardgas.
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat gemeenten een Transitievisie Warmte opstellen, met behulp van een Leidraad, bestaande uit een Startanalyse en een Handreiking voor lokale analyse. De Startanalyse is een technisch-economische analyse van effecten en kosten van opties om gebouwen zonder aardgas te verwarmen. Het Klimaatakkoord noemt waterstof één van de te onderzoeken opties. Het Rijk heeft het PBL gevraagd de Startanalyse te maken met behulp van zijn rekenmodel Vesta MAIS, zodat gemeenten een transparant en openbaar instrument ter beschikking hebben voor ondersteuning van lokale besluitvorming.
De Startanalyse berekent wat het zou kosten om alle gebouwen in Nederland met klimaatneutraal waterstof te verwarmen, zowel met een HR-ketel als met een hybride warmtepomp en zowel bij isoleren tot schillabel D als tot schillabel B. Gemeenten kunnen die kosten vergelijken met de nationale kosten van 20 andere aardgasvrije varianten van verwarmen. Dat geeft een indruk van de kansen op lange termijn voor de waterstof-optie.
Uit deze verkenning blijkt dat nog veel onduidelijk is over de toekomstige toepassing van waterstof in het Nederlandse energiesysteem en in de gebouwde omgeving in het bijzonder. Waterstof kán op termijn in grote hoeveelheden beschikbaar komen en de kosten kúnnen nog sterk dalen, maar veel is nog onzeker. Dat geldt zowel voor technische ontwikkelingen als voor economische, juridische en bestuurlijke zaken die nog geregeld moeten worden.
Lees hier het volledige rapport Waterstof voor de gebouwde omgeving; operationalisering in de Startanalyse 2020.