Op 17 december heeft de Tweede Kamer ingestemd met de motie ingediend door Maurits von Martels (CDA). Dit betekent dat de resultaten van het door het Rijk aangekondigde onderzoek over de relatie (grond)water en PFAS in diepe plassen, eerder beschikbaar moeten komen. De onderzoeksresultaten moeten er nu vóór 1 april 2020 zijn.
Waterschappen baggeren sloten en kanalen om doorstroming in deze watergangen mogelijk te maken en zo mogelijke overstromingen en andere hinder te voorkomen. Door de PFAS-problematiek kunnen de waterschappen geen bagger meer afzetten in diepe plassen (bijvoorbeeld voormalige zandwinputten). Inmiddels zijn handelingsopties geboden voor afzet van bagger met PFAS-verontreiniging. Zo kunnen waterschappen hun bagger naar depots van Rijkswaterstaat en voormalige zandwinputten aan de grote rivieren brengen.
De afstand naar deze depots is voor sommige waterschappen erg groot. Dat maakt het geen ideale oplossing. De waterschappen kunnen de bagger niet kwijt in hun eigen plassen, omdat ze in afwachting zijn van een onderzoek. Hieruit moet blijken of deze afzet op termijn weer mogelijk is en aan welke criteria deze afzet moet voldoen.
De waterschappen willen een goed afgewogen en verantwoord besluit kunnen nemen en op dit moment ontbreken de criteria om waarden voor grond en baggerspecie af te leiden. Doordat de motie van Von Martels is aangenomen in de Tweede Kamer, moeten de resultaten van het RIVM- onderzoek versneld beschikbaar komen.
