Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Kamerbrief over Algemene Maatregel van Bestuur grondgebonden groei melkveehouderij

Staatssecretaris Dijksma(EZ) informeert de tweede Kamer over de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) grondgebonden groei melkveehouderij. Er is gevraagd naar de gevolgen voor de sector, het mestbeleid en overige milieudoelstellingen, wanneer de AMvB grondgebonden groei melkveehouderij niet per 1 april 2015, gelijktijdig met het vervallen van het Europese melkquoteringsstelsel, in werking zou kunnen treden.

14 maart 2015

Staatssecretaris Dijksma(EZ) informeert de tweede Kamer over de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) grondgebonden groei melkveehouderij. Er is gevraagd naar de gevolgen voor de sector, het mestbeleid en overige milieudoelstellingen, wanneer de AMvB grondgebonden groei melkveehouderij niet per 1 april 2015, gelijktijdig met het vervallen van het Europese melkquoteringsstelsel, in werking zou kunnen treden.

De Voorzitter van de Eerste Kamer

der Staten-Generaal

Binnenhof 22

2500 AA 's-GRAVENHAGE

Datum 13 maart 2015

Betreft

Uitstel Algemene Maatregel van Bestuur grondgebonden groei melkveehouderij

Geachte Voorzitter,

Per brief van 11 maart jl. heeft de vaste commissie voor Economische Zaken mij gevraagd naar de gevolgen voor de sector, het mestbeleid en overige milieudoelstellingen, wanneer de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) grondgebonden groei melkveehouderij niet per 1 april 2015, gelijktijdig met het vervallen van het Europese melkquoteringsstelsel, in werking zou kunnen treden. Met deze brief voorzie ik uw Kamer van een antwoord.


Verantwoorde groei melkveehouderij

Het vervallen van de Europese melkquotering per 1 april 2015 biedt de melkveehouderijsector de kans om zich verder te ontwikkelen. De mondiale vraag naar zuivelproducten neemt toe. Economische groei is gunstig voor individuele ondernemers en voor Nederland. De zuivelsector levert immers een flinke bijdrage aan de verdiencapaciteit van Nederland en het landelijk gebied. Groei van de melkveehouderij moet echter wel in lijn zijn met duurzaamheidsdoelen voor de sector. Deze doelen hebben met name betrekking op de weidegang, diergezondheid en dierenwelzijn, klimaat en energie alsook milieu en biodiversiteit.

Het stelsel verantwoorde groei melkveehouderij is per 1 januari van dit jaar van kracht geworden en borgt dat melkveehouders na het vervallen van de melkquotering aanvullende maatregelen moet nemen om groei van de mestproductie te verantwoorden. Ongebreidelde groei wordt voorkomen omdat groei van de fosfaatproductie niet leidt tot extra druk op het stelsel van gebruiksnormen. Het huidige wettelijk stelsel doet wat, bezien vanuit de doelen van de Nitraatrichtlijn, nodig is.

Doel Algemene Maatregel van Bestuur

Zoals in voorgaande betoogd en zoals ook uitvoerig beschreven in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel verantwoorde groei melkveehouderij (Kamerstuk 33 979, nr. 3), is het doel van het stelsel primair gelegen in het creëren van een situatie dat groei van de melkveehouderij niet resulteert in extra druk op de realisatie van de doelen uit de Nitraatrichtlijn en dat de melkveehouderij sector hiertoe collectief een inspanning moet verrichten.

Naast de doelen uit de Nitraatrichtlijn hebben sector en overheid bredere ambities op het gebied van duurzaamheid en zijn er factoren die in belangrijke mate bepalend zijn voor de maatschappelijke acceptatie van de melkveehouderij in Nederland. Grondgebondenheid en weidegang zijn daarbij in het maatschappelijk debat en in de debatten die ik hierover met uw Kamer heb gevoerd de meest prominente factoren.

Voor de realisatie van de doelen van het mestbeleid en van de Nitraatrichtlijn is een strikte grondgebondenheid op bedrijfs- en sectorniveau geen voorwaarde. Bedrijven met melkvee die hun overschot aan dierlijke mest binnen de geldende regels elders afzetten dragen immers bij aan de realisatie van de doelen van het mestbeleid. Grondgebondenheid is echter wel een maatschappelijke randvoorwaarde om te kunnen blijven produceren. Grondgebonden veehouders kunnen in belangrijke mate voorzien in hun eigen ruwvoer, hebben in geval van een huiskavel van voldoende omvang - mogelijkheden om hun veestapel te weiden en hebben afzetmogelijkheden voor hun eigen mest. Grondgebondenheid kan daarmee een belangrijke bijdrage leveren aan de realisatie van duurzaamheidsdoelen in de melkveehouderij.

Volledig grondloze groei is een ongewenste ontwikkeling voor de melkveehouderij. Om die reden heb ik, mede namens de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, per brief van 12 december 2013 (Kamerstuk 33 037, nr. 80) de ambitie uitgesproken het grondgebonden karakter van de melkveehouderij ook in de toekomst te willen behouden en versterken. Dat is ook de ambitie van de sector en de partijen in de zuivelketen. Dat is ook de aanleiding geweest om in het wetsvoorstel verantwoorde groei melkveehouderij een bepaling op te nemen die stelt dat bij Algemene Maatregel van Bestuur de mogelijkheid, die de wet biedt, om uitbreiding van de fosfaatproductie op een melkveebedrijf volledig te verantwoorden met mestverwerking, wordt beperkt (artikel 21, vijfde lid, Meststoffenwet). Bedrijven zullen, op basis van de AMvB, moeten verantwoorden dat zij over voldoende grond beschikken om wanneer zij de productie uitbreiden, een deel van de extra fosfaat uit dierlijke mest binnen het bedrijf te kunnen gebruiken.

Conclusie

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft mij gevraagd naar de gevolgen voor de sector, het mestbeleid en overige milieudoelstellingen, wanneer de Algemene Maatregel van Bestuur grondgebonden groei melkveehouderij niet per 1 april 2015, gelijktijdig met het vervallen van het Europese melkquoteringsstelsel, in werking zou kunnen treden.

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel verantwoorde groei melkveehouderij heb ik in uw Kamer de verwachting uitgesproken de AMvB voor 1 maart 2015 aan beide Kamers der Staten-Generaal te kunnen aanbieden. De in de wet voorgeschreven procedure bepaalt dat de AMvB eerst in een voorhangprocedure aan beide Kamers der Staten-Generaal wordt voorgelegd alvorens de AMvB aan de Koning kan worden voorgedragen voor advies door de Raad van State. Voor de voorhangprocedure staat een termijn van vier weken en voor het advies van de Raad van State een termijn van drie maanden. Gezien deze termijnen heeft het nooit in de rede gelegen de AMvB al per 1 april 2015 in werking te laten treden.

Voor het mestbeleid en de realisatie van de doelen uit de Nitraatrichtlijn heeft een latere inwerkingtreding van de AMvB dan 1 april 2015 geen gevolgen. De wet zoals deze per 1 januari van dit jaar van kracht is geworden borgt reeds dat groei op verantwoorde wijze moet plaatsvinden. De AMvB brengt hierin geen verandering. Voor de sector betekent inwerkingtreding op een later tijdstip dat zij zich pas op een later moment hoeven te conformeren aan de aanvullende voorwaarde van een deels grondgebonden groei die met de AMvB zal worden opgelegd. Melkveehouders zullen vanaf het moment van inwerkingtreding van de AMvB gehouden zijn aan de aanvullende voorwaarden die zien op grondgebondenheid. Inwerkingtreding na 1 april 2015 betekent dus geenszins dat 2015 als een verloren jaar beschouwd dient te worden.

(w.g.) Sharon A.M. Dijksma

Staatssecretaris van Economische Zaken

Artikel delen