Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Een facet- of paraplubestemmingsplan archeologie en/of cultuurhistorie

Sinds de invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg en de daaruit voortvloeiende wijziging van de Monumentenwet heeft een gemeente de plicht om bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met het archeologisch erfgoed.

26 maart 2014

Sinds de invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg en de daaruit voortvloeiende wijziging van de Monumentenwet heeft een gemeente de plicht om bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met het archeologisch erfgoed. Doel van deze regelingen is om archeologische waarden te beschermen, aangezien zij een bron van kennis over het verleden zijn. Gebleken is dat een zeer groot deel van het archeologisch erfgoed in de laatste eeuw verdwenen is, waardoor belangrijke historische gegevens vernietigd zijn. In 2009 is daarnaast de Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo) in gang gezet. Sinds 2012 zijn gemeenten ook verplicht bij een ruimtelijke plan toe te lichten hoe met de cultuurhistorische waarde van een gebied en (te verwachten) archeologische monumenten rekening wordt gehouden. In dit artikel wordt uiteengezet hoe deze regelingen vertaald kunnen worden in een bestemmingsplan, waaronder een bestemmingsplanherziening waarin alleen deze aspecten geregeld worden.

Erfgoedbeleid

Een gemeente kan er voor kiezen eigen archeologisch en cultuurhistorisch beleid te formuleren. Ter voorbereiding hiervan wordt eerst onderzoek gedaan naar de archeologische en cultuurhistorische waarden binnen de gemeente. Dit onderzoek resulteert veelal in een beleidsplan. Onderdeel van zon beleidsplan zijn archeologische en cultuurhistorische beleidskaarten. De beleidsnota en de kaarten vormen tezamen de basis van het gemeentelijke erfgoedbeleid.

Vertaling naar een bestemmingsplan

De laatste jaren hebben de gemeenten, om te kunnen voldoen aan de actualiseringsplicht van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de bestemmingsplannen voor hun grondgebied geactualiseerd. De verankering van het erfgoedbeleid is hierin niet altijd voldoende adequaat meegenomen. Met een facet- of paraplubestemmingsplan is het mogelijk om alle of in ieder geval het overgrote deel van de vigerende bestemmingsplannen op de aspecten archeologie en/of cultuurhistorie te herzien. Bij het maken van zon herziening zijn er zowel een aantal juridische als technische aandachtspunten waar rekening mee moet worden gehouden.

RO standaarden

Volgens de Helpdesk Geonovum RO-standaarden is het maken van een facet- of paraplu­be­stem­mingsplan in feite het maken van een gedeeltelijke herziening van meerdere plannen. Dit is zowel in de standaarden 2008 als in de standaarden 2012 mogelijk, echter er zijn randvoorwaarden. In feite gelden de regels die van toepassing zijn op een gedeeltelijke herziening van een bestemmingsplan.

Voor het opstellen van een gedeeltelijke herziening gelden de volgende regels:

  • Is het (moeder)plan in ontwerp ter inzage gegaan voor 1 januari 2010, en verandert er geen bestemming, dan is artikel 8.1.2, onder b van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) van toepassing, en zijn o.a. de digitaliseringverplichtingen niet van toepassing. De herziening mag dan analoog conform het moederplan worden voorbereid en vastgesteld.

  • Is het (moeder)plan in ontwerp ter inzage gegaan na 1 januari 2010, dan zijn de digitaliseringsverplichtingen van toepassing en zal de herziening dan ook conform de RO Standaarden moeten worden opgezet. De herziening is dan een digitaal bestemmingsplan. De grens van de herziening kan de grens van een deel van een plan zijn, maar ook de grens van meerdere plannen samen.

    De herziening wordt alsdan aangemerkt als een plan met het kenmerk gedeeltelijke herziening van extern plan. Dit wordt aangegeven bij het plangebied (voor de digitaliseringsdeskundige binnen het attribuut verwijzingNaarExternPlanInfo). Hier worden naam en identificatiecode van de onderliggende (moeder)plannen aangegeven met het kenmerk gedeeltelijke herziening van extern plan (zie ook paragraaf 4.5 van de PraktijkRichtlijn BstemmingsPlannen). Hierin is alleen het overgangsrecht art 8.1.2.Bro voor herzieningen op basis van plannen (oude) Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) niet meegenomen. Uitsluitend de onderdelen die wijzigen worden meegenomen in de herziening.

Om een digitale (gedeeltelijke) herziening te maken, moet er een verwijzing mogelijk zijn naar het identificatiecode van het vigerende moederplan/de vigerende moederplannen (attribuut verwijzingNaarExternPlanInfo). Wanneer deze niet beschikbaar is/zijn, omdat het nog een analoog vigerend plan betreft, is het dus in principe niet mogelijk om dit plan digitaal gedeeltelijk te herzien.

Het kan dus voorkomen dat dit leidt tot het opstellen van twee plannen: een analoge voor de oude WRO (mits geen vervanging van een bestemming) en een digitale voor de nieuwe Wro plannen. Soms wordt ook de keuze gemaakt om eventuele oudere (analoge) plannen middels plancontour en pdf beschikbaar te stellen. Zij krijgen dan ook een eigen identificatienummer en er kan binnen de herziening dan verwezen worden naar deze plannen. Er kan dan volstaan worden met alleen een digitale parapluherziening.

Het is van belang vooral in de regels goed vast te leggen welke onderdelen/plannen van toepassing worden verklaard. Wel moet rekening gehouden worden met de opbouw van de planregels, zoals omschreven in hoofdstuk 6 van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP). Echter de planregels hoeven niet alle onderdelen te bevatten. Slechts de onderdelen die van toepassing zijn hoeven te worden opgenomen.

Met een parapluherziening of een facetbestemmingsplan wordt voldaan aan de (wettelijke) plicht om te beschikken over een objectgericht plan. Er ontstaat echter geen compleet overzicht van de nieuwe geldende situatie. Alle voor een locatie geldende bestemmingsplanregelingen zijn moeilijker te achterhalen. Een oplossing is om gebruik te maken van een geconsolideerde versie van het moederbestemmingsplan waarin de gevolgen van de herziening c.q. het facetbestemmingsplan verwerkt zijn. Deze versie geeft een goed inzicht in de gedeeltelijke herziening en de samenhang met het bestemmingsplan waarvan zij deel uitmaakt. Dit kan echter alleen met een apart bestand.

Conclusie

Op basis van bovenstaande is het dus mogelijk (zowel juridisch als technisch) om een parapluherziening of facetbestemmingsplan vast te stellen voor zowel analoge als digitale bestemmingsplannen. De meeste bestemmingsplannen binnen een gemeente zijn inmiddels digitaal beschikbaar en hebben dus een identificatienummer. Voor deze plannen kan voor de planologische verankering van het cultureel erfgoedbeleid derhalve worden volstaan met een digitaal paraplubestemmingsplan dat begrensd is volgens de plangebieden van de bestemmingsplannen beschikbaar gesteld via ro-online (

www.ruimtelijkeplannen.nl

). Indien het in het kader van een eenduidige raadpleegbaarheid wenselijk is om de wijzigingen in één oogopslag weer te geven kan worden gekozen voor een geconsolideerde versie van het oorspronkelijke bestemmingsplan. Voor de nog geldende analoge bestemmingsplannen verloopt de actualiseringstermijn van 10 jaar meestal op redelijk korte termijn en kan het erfgoedbeleid direct bij de opstelling van een nieuw bestemmingsplan worden meegenomen.

Door

ir. ing. Rilanna van Nuenen en ing. Steffie Renders, Tonnaer

Gerelateerde informatie:

Artikel delen