Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 2.8 [Geldend t/m 31-12-2023]

  • 1

    Voor een plan als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, of een project als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, maakt het bestuursorgaan, onderscheidenlijk de aanvrager van de vergunning, een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied.

  • 2

    In afwijking van het eerste lid hoeft geen passende beoordeling te worden gemaakt, ingeval het plan of het project een herhaling of voortzetting is van een ander plan, onderscheidenlijk project, of deel uitmaakt van een ander plan, voor zover voor dat andere plan of project een passende beoordeling is gemaakt en een nieuwe passende beoordeling redelijkerwijs geen nieuwe gegevens en inzichten kan opleveren over de significante gevolgen van dat plan of project.

  • 3

    Het bestuursorgaan stelt het plan uitsluitend vast, en gedeputeerde staten verlenen voor het project, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend een vergunning, indien uit de passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten.

  • 4

    In afwijking van het derde lid kan, ondanks het feit dat uit de passende beoordeling de vereiste zekerheid niet is verkregen, het plan worden vastgesteld, onderscheidenlijk de vergunning worden verleend, indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:

    • a.

      er zijn geen alternatieve oplossingen;

    • b.

      het plan, onderscheidenlijk het project, bedoeld in het eerste lid, is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en

    • c.

      de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft.

  • 5

    Ingeval het plan, onderscheidenlijk het project, bedoeld in het eerste lid, significante gevolgen kan hebben voor een prioritair type natuurlijke habitat of een prioritaire soort in een Natura 2000-gebied, geldt, in afwijking van het vierde lid, onderdeel b, de voorwaarde dat het plan, onderscheidenlijk het project nodig is vanwege:

    • a.

      argumenten die verband houden met de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid of met voor het milieu wezenlijk gunstige effecten, of

    • b.

      andere dwingende redenen van openbaar belang, na advies van de Europese Commissie.

  • 6

    Een advies van de Europese Commissie als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel b, wordt door Onze Minister gevraagd. Het bestuursorgaan, onderscheidenlijk gedeputeerde staten doen daartoe een verzoek aan Onze Minister.

  • 7

    Compenserende maatregelen als bedoeld in het vierde lid, onderdeel c, maken onderdeel uit van het plan. De verplichting om compenserende maatregelen te treffen maakt onderdeel uit van de vergunning voor het project, bedoeld in het eerste lid, tenzij die verplichting volgt uit het programma, bedoeld in artikel 1.13a, tweede lid. Het bestuursorgaan dat het plan vaststelt meldt, onderscheidenlijk gedeputeerde staten melden de compenserende maatregelen aan Onze Minister, die de Europese Commissie van de maatregelen op de hoogte stelt.

  • 8

    Ingeval een compenserende maatregel voorziet in de ontwikkeling of verbetering van leefgebieden voor vogels, natuurlijke habitats of habitats voor soorten buiten een Natura 2000-gebied, draagt Onze Minister ervoor zorg dat deze leefgebieden of habitats een Natura 2000-gebied, of een onderdeel van een Natura 2000-gebied worden.

Informatie geldend op 23-12-2023

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
    artikel: 2.5.4

  2. Besluit milieueffectrapportage
    artikel: 3

  3. Besluit natuurbescherming
    artikel: 1.3, 2.14, 5.13

  4. Besluit omgevingsrecht
    artikel: 6.10a, 5.21, 5.22

  5. Kavelbesluit III windenergiegebied Hollandse Kust (zuid)
    tekst: tekst

  6. Kavelbesluit IV windenergiegebied Hollandse Kust (zuid)
    tekst: tekst

  7. Kavelbesluit VI windenergiegebied Hollandse Kust (west)
    tekst: tekst

  8. Kavelbesluit VII windenergiegebied Hollandse Kust (west)
    tekst: tekst
    bijlage: II

  9. Regeling omgevingsrecht
    artikel: 8.1

  10. Spoedwet wegverbreding
    artikel: 9

  11. Tracéwet
    artikel: 13

  12. Wet milieubeheer
    artikel: 7.2a, 14.4d, 7.24

  13. Wet natuurbescherming
    artikel: 1.10, 1.13, 1.3, 2.11, 2.7, 2.9, 5.1, 8.6

  14. Wet windenergie op zee
    artikel: 4, 5

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(23-12-2023)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-01-2024

intrekking-regeling

08-07-2020

Stb. 2020, 310

34985

05-04-2023

Stb. 2023, 113

Alg. 1

01-07-2021

wijziging

10-03-2021

Stb. 2021, 140

35600

14-06-2021

Stb. 2021, 288

01-01-2020

wijziging

18-12-2019

Stb. 2019, 517

35347

18-12-2019

Stb. 2019, 518

01-01-2017

nieuwe-regeling

16-12-2015

Stb. 2016, 34

33348

11-10-2016

Stb. 2016, 384

Opmerkingen

  • 1) Hoofdstuk 2 van Stb. 2020/310 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.