Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Voorlopige voorziening kan niet worden toegewezen, als verzoek buiten reikwijdte bestreden besluit valt en/of verzoek ziet op toepassing bestuursbevoegdheid van ander bestuursorgaan

In de uitspraak van 29 april 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1762) oordeelt de voorzieningenrechter van de Afdeling dat het in dit geval niet mogelijk is om bij wijze van voorlopige voorziening de rechtspersoon gemeente op te dragen bij Gedeputeerde Staten (“GS”) een melding van  bodemverontreiniging te doen als bedoeld in in art. 27 Wet bodembescherming (“Wbb”).

10 mei 2024

Samenvatting

Samenvatting

Aanleiding voor dit voorlopig oordeel was het afwijzende besluit van het college op het verzoek om handhavend optreden tegen de aanwezigheid van zogenaamde Thermisch Gereinigde Grond (“TGG”) op een aan de verzoeker toebehorend stuk grond. In verband met het verhogen van de bodem ter plaatse van een nieuw te realiseren brug is de TGG enkele jaren geleden tijdelijk opgeslagen op een aangrenzend, toen nog aan de gemeente toebehorend perceel. Verzoeker heeft dit perceel nadien gekocht met de bedoeling dit als paardenweide te gebruiken. Verzoeker stelt dat de toepassing van de TGG heeft geleid tot een verontreiniging van de bodem en het grond- en oppervlaktewater, met als gevolg dat zij het perceel niet meer voor het beweiden van paarden en het drenken met oppervlaktewater kan gebruiken.

Omdat de TGG niet zou voldoen aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit (“Bbk”) en de Regeling bodemkwaliteit (Rbk) en sprake zou zijn van overtreding van de zorgplicht van art. 13 Wet bodembescherming (“Wbb”), heeft zij verzocht om handhavend optreden. Het college heeft dit verzoek afgewezen, omdat (i) ter plaatse van de nieuwe brug geen sprake zou zijn van een overtreding van het Bbk noch van de zorgplicht van art. 13 Wbb en (ii) het gebruik van TGG bij de paardenweide weliswaar in strijd is met art. 63 Bbk, maar ontgraven uit de paardenweide onevenredig is in relatie tot de daarmee te bereiken milieuwinst. De voorzieningenrechter stelt vast dat het daarop ingediende verzoek om voorlopige voorziening er enkel toe strekt het college te bevelen om de rechtspersoon gemeente te gelasten een melding in de zin van art. 27 Wbb te doen, zodat GS kan bepalen of sanering van de bodem, zo nodig onder het doen van aanwijzingen over te treffen maatregelen, wel of niet aangewezen is.

De voorzieningenrechter overweegt dat hetgeen een verzoeker met zijn verzoek om voorlopige voorziening wil bereiken, betrekking moet hebben op de inhoud van het in geding zijnde besluit en daarom moet blijven binnen het bereik van dat besluit. Omdat het initiële verzoek om handhaving niet ziet op art. 27, eerste lid, Wbb én omdat het college niet bevoegd is om  art. 27, eerste lid, Wbb te handhaven, kan verzoeker naar het oordeel van de voorzieningenrechter het beoogde doel niet via deze voorlopige voorzieningsprocedure bereiken.  

Artikel delen