Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Tijdelijk geplaatst reuzenrad kwalificeert niet als bouwwerk

De Rechtbank Noord-Holland oordeelt in haar uitspraak van 28 maart 2024 (ECLI:NL:RBNHO:2024:3088) dat het college het verzoek tot handhavend optreden tegen een zonder omgevingsvergunning geplaatst reuzenrad vanwege het ontbreken van de bevoegdheid daartoe terecht heeft afgewezen.

17 april 2024

Commentaar jurisprudentie

Commentaar jurisprudentie

In geschil is onder meer de vraag of voor het plaatsen van het reuzenrad voor de duur van niet langer dan een maand een omgevingsvergunning is vereist. De rechtbank overweegt dat voor de uitleg van het begrip ‘bouwwerk’ volgens vaste rechtspraak aansluiting kan worden gezocht bij de volgende definitie: constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plekke te functioneren (vgl. de Afdelingsuitspraak van 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2879).

Volgens de Afdeling kunnen verplaatsbare, mobiele objecten ook als bouwwerken worden aangemerkt, mits zij bedoeld zijn om gedurende langere tijd op dezelfde plaats te laten staan (vgl. de Afdelingsuitspraak van 16 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1574).

In de rechtspraak wordt wel aangenomen dat een object over het algemeen plaatsgebonden is als het langer dan 31 dagen op dezelfde plaats staat (vgl. de uitspraken van de Rechtbank Midden-Nederland van 23 december 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:5803, en de Rechtbank Noord-Holland van 29 september 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:8651).

Naar het oordeel van de rechtbank kan het reuzenrad, ondanks het formaat daarvan, in dit geval vanwege het ontbreken van een plaatsgebonden karakter niet als een bouwwerk worden aangemerkt: omdat de evenementenvergunning voor het reuzenrad is verleend voor een periode van 29 dagen, is het reuzenrad niet geplaatst met het doel om voor langere tijd op die plek te staan.

Voor de tijdelijke plaatsing van het reuzenrad was daarom geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig, zodat geen sprake was van een overtreding van art. 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (“Wabo”) en het college om die reden niet bevoegd om handhavend op te treden.

Artikel delen