Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Kwalificeert brief als handhavingsverzoek waarop moet worden beslist?

In de uitspraak van 17 april 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1598) oordeelt de Afdeling dat de aan Gedeputeerde Staten (“GS”) gerichte brief moet worden aangemerkt als een verzoek om handhaving waarop GS alsnog dienen te beslissen.

25 april 2024

Samenvatting

Samenvatting

Aanleiding voor dit oordeel is een geschil over het uitblijven van een beslissing van GS op het handhavingsverzoek. In beroep had de rechtbank geoordeeld dat de brief niet kon worden aangemerkt als een aanvraag (in de zin van art. 1:3, derde lid, Awb) waarop tijdig diende te worden beslist, maar als een document dat bestaat uit twee onderdelen: een verzoek tot het instellen van onderzoek naar strijdig handelen met art. 6 Habitatrichtlijn, hetgeen volgens de rechtbank niet kwalificeert als een aanvraag maar als een verzoek om feitelijk handelen (eerste onderdeel) en een verzoek tot handhavend optreden tegen overtredingen die bij het uit te voeren onderzoek aan het licht komen  (tweede onderdeel).

Omdat dit tweede verzoek afhankelijk is gesteld van de uitkomsten van nog uit te voeren onderzoek, kwalificeert de brief ook op dit onderdeel niet als een onvoorwaardelijke aanvraag tot het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een last onder dwangsom, aldus de rechtbank. De Afdeling ziet dit anders en oordeelt dat de brief (wel) moet worden aangemerkt als een handhavingsverzoek en daarmee als een aanvraag om een besluit te nemen. De brief is er volgens de Afdeling op gericht om GS ertoe te bewegen handhavend op te treden tegen de op hun percelen ondervonden wateroverlast, die volgens de briefschrijvers zou zijn veroorzaakt door weglekkende kwelstromen uit het natuurgebied ten gevolge van ter plaatse genomen waterhuishoudingsmaatregelen. Dit verzoek is naar het oordeel van de Afdeling concreet genoeg om te kunnen leiden tot een verplichting voor GS om nader onderzoek te doen naar de gestelde overtreding.

De brief voldoet verder ook aan de vereisten voor een aanvraag (als bedoeld in art. 4:2, eerste lid, Awb); voor zover de aanvraag niet voldeed aan een of meerdere vereisten als bedoeld in art. 4:2, tweede lid, Awb, hadden GS de aanvraag buiten behandeling kunnen laten na het onbenut laten van een geboden herstelmogelijkheid (op grond van art. 4:5 Awb).  De Afdeling concludeert dat het nu aan GS is om alsnog een besluit op het handhavingsverzoek te nemen, al dan niet na toepassing van art. 4:5 Awb. 

Artikel delen