Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Huurder die zijn woning onderverhuurde terecht aangemerkt als functioneel dader, boetebesluit desalniettemin onevenredig

De Afdeling oordeelt in haar uitspraak van 27 maart 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1266) dat appellant weliswaar als functioneel dader moet worden aangemerkt voor het in strijd met de Huisvestingswet (“Hw”) onttrekken van zijn woning aan de bestemming tot bewoning, maar dat het in dit geval wegens diens persoonlijke omstandigheden niet passend is om daarvoor een bestuurlijke boeten op te leggen.

10 april 2024

Samenvatting

Samenvatting

Het college had aan appellant een bestuurlijke boete van € 10.000,- opgelegd, omdat deze zijn woning had onderverhuurd en de woning ten tijde van de onderhuur bleek te worden gebruikt voor de bedrijfsmatige kweek van hennep. De Afdeling verwerpt het betoog van appellant dat hij niet als overtreder zou zijn aan te merken.

Daarvoor sluit de Afdeling, in lijn met haar uitspraken van 31 mei 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2067 en ECLI:NL:RVS:2023:2071), aan bij de strafrechtelijke criteria voor functioneel daderschap. Voor zover het gaat om natuurlijke personen kan de (verboden) gedraging in redelijkheid aan de verdachte als (functioneel) dader worden toegerekend, indien deze erover vermocht te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en indien zodanig of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door de verdachte werd aanvaard of placht te worden aanvaard.

Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de verdachte kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging. De Afdeling oordeelt dat het college in dit geval genoegzaam heeft aangetoond dat appellant kon over de overtreding beschikken (door de woning zelf in onderhuur te geven) en dat hij deze ook heeft aanvaard (door niet de zorg te betrachten die in redelijkheid van hem kon worden gevergd met het oog op overtreding van het onttrekkingsverbod van art. 21, aanhef en onder a, Hw).

De Afdeling overweegt dat, gelet op de aard van de overtreding, verder niet is vereist dat ook bewezen is dat appellant heeft aanvaard dat hennep werd gekweekt in de woning dan wel dat hiervoor stroom werd gestolen. Desalniettemin oordeelt de Afdeling de opgelegde boete in strijd met het in art. 5:46, derde lid, Awb neergelegde evenredigheidsbeginsel.

Gelet op (i) de omstandigheid dat appellant een aanzienlijk bedrag moet vergoeden voor herstel van de woning en vanwege de energiekosten vanwege de hennepkwekerij, (ii) de aard van diens bijzondere persoonlijke omstandigheden en (iii) het feit dat appellant zelf niet heeft geprofiteerd van de hennepkwekerij acht de Afdeling het passend en geboden dat aan appellant geen boete wordt opgelegd.

Artikel delen