Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Geen inspraakverplichting voorafgaand aan besluit positieve weigering natuurvergunning

De Rechtbank Noord-Nederland oordeelt in de uitspraak van 12 maart 2024 (ECLI:NL:RBNNE:2024:882) dat GS niet verplicht waren om voorafgaand aan het besluit tot weigeren van de aangevraagde natuurvergunning (als bedoeld in art. 2.7, tweede lid, Wnb) voor de bouw en exploitatie van een vergistingsinstallatie en een verbrandingsinstallatie inspraak te bieden (als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag van Aarhus).

27 maart 2024

Samenvatting

Samenvatting

De rechtbank stelt vast dat de natuurvergunning is geweigerd vanwege het ontbreken van een vergunningplicht (een zogenoemde ‘fictieve weigering’). Uit art. 6, derde lid, Hrl volgt dat dat de bevoegde nationale instanties slechts toestemming voor een plan of project geven, nadat zij de zekerheid hebben verkregen dat het plan of project de natuurlijke kenmerken van een gebied niet zal aantasten en nadat zij in voorkomend geval inspraakmogelijkheden hebben geboden.

Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval geen sprake van een toestemmingsbesluit: uit Aeriusberekeningen blijkt dat de stikstofdepositie als gevolg van het project geen significante effecten heeft voor een Natura 2000-gebied, zodat voor de uitvoering van het project geen voorafgaande toestemming van GS is vereist. Ook uit de uitspraken van de AbRS van 17 januari 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:129 en ECLI:NL:RVS:2024:131) volgt dat een positieve weigering geen toestemmingsbesluit is. De rechtbank acht verder van belang dat in de verschillende taalversies van art. 6, derde lid, Hrl wordt gesproken over ‘accord’ en ‘agree’, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank duidt op een expliciete toestemming.

Artikel delen