Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Bestuursorgaan is niet verplicht om opgewekt gerechtvaardigd vertrouwen te honoreren, maar moet onder omstandigheden wel onderzoek doen naar eventueel te vergoeden schade

Dat gewekte gerechtvaardigde verwachtingen niet altijd hoeven te worden gehonoreerd - de derde stap uit het de hiervoor aangehaalde Afdelingsuitspraak van 29 mei 2019 - illustreert ook de Afdelingsuitspraak van 1 mei 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1840).

10 mei 2024

Daarin oordeelt de Afdeling oordeelt dat het college niet gehouden was om in verband met een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel de gevraagde omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan te verlenen. In de gegeven omstandigheden van die zaak was het college echter wel verplicht om nader onderzoek te doen naar de vraag of vervangende schadevergoeding op zijn plaats zou zijn. Aanleiding voor dit oordeel was een geschil over een onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (“Wabo”) aanvankelijk geweigerde, nadien (bij de beslissing op bezwaar) voor korte duur verleende en vervolgens (in beroep) opnieuw geweigerde omgevingsvergunning voor het plaatsen van een dakopbouw op de aanbouw van een bestaande woning. 

Niet in geschil is dat het college in zijn communicatie met de woningeigenaren de gerechtvaardigde verwachting heeft gewekt dat het college de vergunning zou verlenen. Het college heeft nadien zich echter op het standpunt gesteld dat zwaarder wegende belangen aan het honoreren van deze gerechtvaardigde verwachtingen in de weg staat: de dakopbouw zou het woon- en leefklimaat van enkele omwonenden in onevenredige mate nadelig beïnvloeden. De Afdeling overweegt dat, als sprake is van gerechtvaardigde verwachtingen, dit niet betekent dat het bestuursorgaan daar altijd gehoor aan moet geven: andere belangen, zoals het algemeen belang of de belangen van derden, kunnen zwaarder wegen.

Bij deze belangenafweging kan ook een rol spelen of betrokkene op basis van de gewekte verwachtingen handelingen heeft verricht of nagelaten als gevolg waarvan diegene schade heeft geleden of nadeel heeft ondervonden. Wanneer er andere belangen in de weg staan aan honorering van het gewekte vertrouwen kan voor het bestuursorgaan de verplichting ontstaan om de geleden schade te vergoeden als onderdeel van de besluitvorming. Het college heeft beleidsruimte bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen en het moet de betrokken belangen afwegen. Naar het oordeel mocht het college, gelet op de korte afstand van het bouwplan tot de woningen van de omwonenden en de beperkte diepte van de achtertuinen, om voornoemde reden weigeren en de belangen van de omwonenden in zoverre zwaarder laten wegen dan het belang van de woningeigenaren bij honorering van het gewekte vertrouwen.

Bijzonder aan deze casus was dat de woningeigenaren na contact daarover met het college waren gestart met de realisatie van de dakopbouw, nadat de wettelijke beroepstermijn tegen het besluit tot verlenen van de omgevingsvergunning ongebruikt was verstreken Het niet tijdig ingestelde beroep van enkele omwonenden heeft de rechtbank echter vervolgens verschoonbaar geacht vanwege de gebrekkige bekendmaking van het besluit tot vergunningverlening: het college had nagelaten om overeenkomstig art. 3.9, eerste lid, onder a, Wabo van de verleende omgevingsvergunning mededeling te doen in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. Na het intrekken en alsnog weigeren van de omgevingsvergunning was het college volgens de Afdeling in dit geval verplicht te onderzoeken of er aanleiding bestond mogelijke schade te vergoeden om daarmee de nadelige gevolgen voor de woningeigenaren te beperken.

De Afdeling verwerpt het verweer dat een schadevergoeding niet op zijn plaats zou zijn, omdat de woningeigenaren zijn begonnen met bouwen voordat de vergunning onherroepelijk was. Niet alleen hebben de woningeigenaren gewacht met bouwen tot na het verstrijken van de wettelijke beroepstermijn, bovendien verkeerden zij door toedoen van het college zelf in de (onjuiste) veronderstelling dat de vergunning onherroepelijk was geworden. 

Artikel delen