Appellant komt op tegen de vaststelling van een bestemmingsplan dat de mogelijkheid biedt dat een bestaande begraafplaats wordt uitgebreid. Die uitbreiding vindt plaats nabij zijn tuin. De bezwaren zijn voor de hand liggend. En hoewel de Afdeling de inbreuk op het woon- en leefklimaat niet zodanig zwaarwegend acht dat de gemeenteraad het bestemmingsplan niet heeft kunnen vaststellen, is de Afdeling wel van oordeel dat een voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan opgenomen had dienen te worden genomen om het inrichtingsplan uit te voeren ondanks dat de gemeente eigenaar is.
Omdat het gehele plangebied de globale bestemming "Maatschappelijk - Begraafplaats" toegekend heeft gekregen, hangt de inrichting van de begraafplaats af van het inrichtingsplan aldus de Afdeling (1 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1836). Zonder dit inrichtingsplan te borgen, is de inrichting van de begraafplaats onzeker. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de uitvoering van het inrichtingsplan ook naar het oordeel van de raad van belang is voor de aanvaardbaarheid van de gevolgen van het bestemmingsplan. De Afdeling komt daarom tot het oordeel dat de raad ten onrechte geen voorwaardelijke verplichting in het plan heeft opgenomen waarbij de uitvoering van het inrichtingsplan en de instandhouding van de daarin neergelegde inrichting van de begraafplaats worden geborgd. In dit verband wijst de Afdeling op haar uitspraken van 15 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2782, onder 6.4, en van 11 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3779, onder 9.10 en 9.11.
