Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Terugblik op Prinsjesdag: Gemeenten, ga samenwerken

​Het onderwerp van intergemeentelijke samenwerking mag de komende regeerperiode rekenen op grote belangstelling vanuit het Rijk, zo werd gisteren duidelijk uit de Troonrede: de rol van de medeoverheden wordt groter en belangrijker en bestuurlijke samenwerking wordt in ieder geval verlangd op gebieden als de energietransitie, de veiligheid op straat, de zorg voor een vitaal en leefbaar platteland, maar ook de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.

19 september 2018

De wens vanuit het Rijk om meer samen te werken is dus duidelijk. De vraag is alleen: hoe doe je dat effectief? Samenwerken kan namelijk in verschillende vormen en maten. Grofweg kan dit via:

a. de privaatrechtelijke weg

veelal via het oprichten van een rechtspersoon of het sluiten van een overeenkomst

b. de publiekrechtelijke weg

veelal bestaat de publiekrechtelijke weg uit het aangaan van een gemeenschappelijke regeling, een centrumgemeente-constructie of een bedrijfsvoeringsorganisatie.

Voor de te maken keuze van de samenwerkingsvorm geven wij in deze blog een drietal aandachtspunten.

1. Bestuurlijke samenwerking is een politieke keuze

Het is in de eerste plaats goed om in het achterhoofd te houden dat zowel de keuze om te gaan samenwerken áls de keuze voor de samenwerkingsvorm politiek van aard is. In de te maken keuze hebben raad en college dus beide een aandeel. Goed overleg tussen deze twee organen is voorafgaand aan de te maken keuze dus hoe dan ook vereist.

2. Keuze van samenwerkingsvorm is bepalend voor het uitoefenen van zeggenschap

In de tweede plaats is van belang dat de keuze voor de publiek- of privaatrechtelijke weg in grote mate bepaalt welke zeggenschap de gemeentelijke organen nog op het samenwerkingsorgaan kunnen uitoefenen.

Zo behouden het college en raad hun zeggenschap over de activiteiten die in het samenwerkingsverband worden ontplooid indien zij kiezen voor de publiekrechtelijke samenwerkingsvorm van de gemeenschappelijke regeling.

Bij de keuze voor de oprichting van een rechtspersoon, zoals een B.V., ligt dit anders. Het uitgangspunt bij de oprichting van een B.V. is namelijk dat de aan de B.V. opgedragen taken op afstand van de gemeente worden uitgevoerd. Het door de raad of het college uitoefenen van directe controle of zeggenschap op de dagelijkse bedrijfsvoering van een rechtspersoon is niet mogelijk.

3. Voorkeur van de wetgever: publiekrechtelijke samenwerking

Tot slot is van belang dat de wetgever in de Gemeentewet de uitdrukkelijke voorkeur heeft gegeven aan publiekrechtelijke samenwerking. Als gemeenten gebruik willen maken van een privaatrechtelijke rechtsvorm, dan is dat alleen toegestaan als dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang (artikel 160 lid 2 Gemeentewet).

Wenst een college de samenwerking toch privaatrechtelijk vorm te geven, dan moet de zogenaamde voorhangprocedure worden doorlopen: het college mag geen besluit nemen over het oprichten van een privaatrechtelijke rechtspersoon dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld om haar wensen en bedenkingen kenbaar te maken (artikel 160 lid 2 Gemeentewet).

Afsluiting

De in de Troonrede geuite wens om te streven naar meer bestuurlijke samenwerking is mooi. Het op effectieve wijze handen en voeten geven aan deze regeringswens vereist echter nog aardig wat denkwerk van zowel raden als colleges. Laat de voornoemde aandachtspunten daarbij een leidraad zijn!

AKD

Artikel delen