De Unie van Waterschappen en het Rijk hebben een nieuwe werkwijze vastgesteld voor financiële uitwisseling tussen dijkversterkingen en rivierverruimingen. De huidige afspraken zijn namelijk niet duidelijk genoeg. De werkwijze is van kracht totdat er afspraken zijn gemaakt over integraal riviermanagement.
Rivierverruimingsmaatregelen leiden tot een verlaging van de rivierwaterstand. Daardoor hoeft er minder geld te worden besteed aan dijkversterking. In 2014 hebben de waterschappen en het Rijk afgesproken dat deze bespaarde kosten gebruikt kunnen worden voor de bekostiging van de rivierverruimingsmaatregelen. Deze afspraak staat sinds 2017 in de Waterwet.
Nieuwe werkwijze
De nieuwe werkwijze houdt in dat de bespaarde kosten vanaf nu worden vastgelegd in de begroting van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). Het HWBP prioriteert deze kosten op dezelfde manier als andere HWBP-projecten. Ook bekijkt het HWBP of het tegemoet kan komen aan de vraag om de bespaarde kosten beter te laten aansluiten op de uitvoeringstermijn van het rivierverruimingsproject. Daarnaast kan de regio de bespaarde kosten voorfinancieren, deze worden later terugbetaald door het HWBP.
Urgentie
Vanwege de voortgang van enkele projecten in de Rijn en Maas was het nodig om snel een besluit te nemen over de financiële uitwisseling. Het gaat hierbij grotendeels om projecten uit het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) die vooruitlopend op het programma Integraal Rivier Management in de onderzoeks-, verkennings- of planuitwerkingsfase zitten. Die projecten kunnen mee in de eerstvolgende programmeringsronde van september.