Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Beantwoording Kamervragen over bericht 'Doelstellingen flexwoningen lang niet gehaald'

Minister Ollongren beantwoordt vragen over het bericht 'Doelstellingen flexwoningen lang niet gehaald'.

31 mei 2021

Kamerstuk: kamervraag

Kamerstuk: kamervraag

Hierbij stuur ik u de antwoorden op de gestelde vragen van de leden Boulakjar (D66) en Koerhuis (VVD) met kenmerk 2021Z07614 over het bericht ‘Doelstellingen flexwoningen lang niet gehaald, ingezonden op 10 mei 2021.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

drs. K.H. Ollongren

2021Z07614

Vraag 1

Kent u het bericht ‘Doelstellingen flexwoningen lang niet gehaald’(1)

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Herkent u de in het artikel gestelde bewering dat veel gemeenten en corporaties de doelstellingen voor het plaatsen van flexwoningen niet halen? Zo ja, kunt u daarop reflecteren?

Antwoord

In het artikel wordt verwezen naar de bestuurlijke afspraken die ik in september 2020 met de VNG en Aedes heb gemaakt over het versneld bouwen van 150.000 sociale huurwoningen en over de bouw van 10.000 flexwoningen. Het is de bedoeling dat de bouw van de woningen binnen 2 jaar start. Ik vind het daarom te vroeg om te concluderen dat de doelstelling voor het plaatsen van flexwoningen niet wordt behaald. Dat laat onverlet dat de door de Tweede Kamer gewenste 15.000 flexwoningen per jaar (nog) niet worden behaald. Met de nodige voorbehouden ten aanzien van de monitoring, CBS werkt aan een structurele oplossing, is er volgens de cijfers van het Expertisecentrum Flexwonen een duidelijke stijgende lijn te zien in de productiecijfers. Desondanks zijn er in 2020 ‘slechts’ ruim 5.000 flexwoningen gerealiseerd. Ik verwacht de komende jaren een hogere productie, onder meer als gevolg van de 50 miljoen euro die ik vorig jaar beschikbaar heb gesteld voor de huisvesting van kwetsbare groepen alsmede door de 50 miljoen die dit jaar nog volgt.

Vraag 3

Herkent u daarnaast dat, zoals in het artikel wordt gesteld, het vinden van geschikte bouwlocaties vaak een barrière vormt voor het plaatsen van flexwoningen? Zo ja, welke inspanningen kunt u met de betrokken partijen plegen om deze barrières weg te nemen?

Antwoord

Een veel gehoorde klacht is inderdaad dat er te weinig locaties beschikbaar zouden zijn. Daar heeft PBL onderzoek(2) naar gedaan en er blijkt in ieder geval meer mogelijk dan vaak gedacht. De studie die de Rijksbouwmeester uitvoert naar Flexwonen(3) bevestigt dit en maakt zelfs stedenbouwkundige kansen voor flexwoningen inzichtelijk, bijvoorbeeld bij een verdichtingsopgave of als pijler bij toekomstige gebiedsontwikkeling.

Vraag 4

Op welke manier wordt het rapport ‘Ruimte voor flexwonen’ dat door het PBL naar aanleiding van de motie Van Eijs/Koerhuis(4) is opgemaakt, meegenomen in de ‘Stimuleringsaanpak Flexwonen’ om voldoende locaties voor flexwoningen te vinden?

Antwoord

Ik heb het onderzoek breed beschikbaar gesteld, onder meer op het landelijk congres flexwonen 2020(5). De inzichten uit deze studie worden onder meer betrokken bij de Versnellingskamers Flexwonen en zijn ook per gemeente opvraagbaar via het PBL.

Vraag 5

Kunt u nader duiden tegen welke andere belemmeringen betrokken partijen aanlopen bij het plaatsen van flexwoningen, en op welke wijze u betrokken partijen ondersteunt om deze belemmeringen te verhelpen?

Antwoord

De bouw van flexwoningen vraagt om meer dan ruimtelijke inpasbaarheid alleen. Zo is een andere veelgehoorde klacht dat de businesscase ondanks verlengde exploitatieperiode en de vrijstelling van de verhuurderheffing nog niet altijd rondkomt. Samen met verschillende provincies onderzoek ik daarom de mogelijkheden om verplaatsing na de eerste exploitatieperiode te garanderen. Een ander probleem waar flexwonen mee kampt, is haar imago. Zowel ten aanzien van de woningen als ten aanzien van de beoogde bewoners. Oplossingen moeten mijns inziens worden gezocht in (stedenbouwkundige) kwaliteit, kleinschaligheid en gemengde bewoning, maar ook in de communicatie naar omwonenden.

Vraag 6

Deelt u de mening dat flexwoningen een belangrijke bijdrage leveren aan het huisvesten van spoedzoekers, en kunt u nader duiden wat het achterblijven van het aantal flexwoningen betekent voor deze groep spoedzoekers?

Antwoord

Die mening deel ik zeker. De gevolgen van het niet (tijdig) voorzien in de huisvesting van spoedzoekers variëren van veel ongemak tot grote (persoonlijke) problemen zoals schulden of dakloosheid. Uit eerder onderzoek van Platform31 is gebleken dat een substantieel deel van de woningzoekenden in een onhoudbare situatie terecht te komen, zoals bijvoorbeeld dak- of thuisloosheid, als ze niet binnen drie maanden een woning vindt. Op maatschappelijk niveau zien we verder negatieve effecten omtrent de handhaving van ongewenste woonsituaties en de hoge kosten voor maatschappelijke opvang. Door het gebrek aan geschikte woonruimte verblijven mensen te lang in een opvangsituatie, waardoor hun toestand in het grootste deel van de gevallen weer verslechterd. Nieuwe cliënten kunnen bovendien nauwelijks instromen, omdat alle plekken bezet zijn.

Vraag 7

Kunt u aangeven wat de huidige stand van zaken is van de inspanningen rondom de Stimuleringsaanpak Flexwonen(6), en welke inspanningen u pleegt om het aantal flexwoningen te vergroten?

Antwoord

De Stimuleringsaanpak Flexwonen is nog steeds van kracht. Voor flexwoningen die maximaal 15 jaar worden geplaatst geldt tot einde 2024 een vrijstelling van de verhuurderheffing en via de Crisis- en Herstelwet is een langere exploitatieperiode mogelijk gemaakt. Gemeenten kunnen een beroep doen op de expertise van het RVO en zich bij hun planvorming laten ondersteunen via de zogeheten versnellingskamers flexwonen. Daarnaast heb ik additionele middelen beschikbaar gesteld, in totaal 100 miljoen, voor de (flexibele) huisvesting van kwetsbare groepen. Overigens zie ik dat veel gemeenten, corporaties en vooral ook provincies aan de slag zijn met flexwonen. De provincies beraden zich bijvoorbeeld over de vraag hoe zij gemeenten en andere partijen het beste kunnen ondersteunen. Het onderzoek van de Rijksbouwmeester laat zien dat flexwonen zich ook verder door ontwikkelt en biedt een mogelijke nieuwe werkwijze voor locatiekeuze en conceptontwikkeling.

Vraag 8

In hoeverre hebben gemeenten waar een Woondeal mee is afgesloten inmiddels streefcijfers opgenomen voor het aantal te plaatsen flexwoningen, zoals verzocht in de motie Van Eijs/Ronnes(7)?

Antwoord

In alle woondeals zijn afspraken gemaakt over flexwonen. In de meeste woondeals zijn ook streefcijfers benoemd. Zo is in de MRA afgesproken 3.000 flexwoningen toe te voegen, in de woondeal regio Arnhem-Nijmegen tenminste 500 en in de woondeal Stedelijk Gebied Eindhoven 1.000.

Vraag 9

Kunt u deze vragen binnen drie weken beantwoorden?

Antwoord

Ja.

Voetnoten

1)BNR, 7 mei 2021; https://www.bnr.nl/nieuws/bouwwoningmarkt/10439745/doelstellingen-flexwoningen-lang-nietgehaald
2)Ruimte voor flexwoningen | PBL Planbureau voor de Leefomgeving
3)Flexwonen | Projecten | College van Rijksadviseurs
4)Kamerstuk 32847, nr. 666;
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2020Z13135&did=2020D27948
5)https://congresflexwonen2020.nl/sessie/inspiratie-en-kansen-in-gesprek-met-het-pbl/
6)Rijksoverheid.nl, 29 mei 2019;
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/05/29/kamerbrief
overstimuleringsaanpakflexwonen
7)Kamerstuk 32847, nr. 601;
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2020Z02038&did=2020D04291

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.