De leges voor de omgevingsvergunning zijn gekoppeld aan de hoogte van de bouwsom. Bij grote bouwprojecten ontstaan daardoor pieken in de baten terwijl slappe jaren een daling van de baten laten zien. Incidentele verdubbeling van de baten bij heel grote projecten is geen uitzondering. Omdat gemeenten geen zwabberend tariefbeleid over de jaren willen voeren is de praktijk gegroeid om de baten te ramen op basis van de meerjarige trendlijn. Op resultaatbasis worden de pieken en dalen dan over de jaren gladgestreken.
Een andere reden voor het ramen op de meerjarige trendlijn is de onzekerheid over het moment van de inkomsten. Bij een groot bouwproject vallen de lasten over een groot aantal jaren (van starten vooroverleg tot en met het opleveren van het bouwwerk), maar de inkomsten vallen op één moment: het moment van het indienen van de bouwaanvraag. Het is bij het opmaken van de begroting lastig in te schatten of de bouwaanvraag het aankomende jaar komt of nog een jaar later (of helemaal niet).
Is het toegestaan om de baten uit bouwleges te ramen op de meerjarige trendlijn?
Antwoord:
Op basis van het toerekeningsbeginsel en met het doel een gelijkmatige tariefstelling mogelijk te maken, is het trendmatig begroten van de baten uit bouwleges een aanvaardbare werkwijze binnen het BBV.
De gemeente heeft vervolgens ook de keuze om resultaten die vanuit deze werkwijze ontstaan, te muteren in een bestemmingsreserve. Wanneer de gemeente er voor kiest om deze resultaten specifiek ten behoeve van tariefegalisatie voor de omgevingsvergunningen te behouden, dan adviseert de commissie BBV om dit doel vast te leggen in een raadsbesluit. Wanneer hiervoor wordt gekozen, dienen de resultaten via een voorziening BBV art. 44 lid 2 te worden verwerkt.
