Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Welke veiligheidseisen stelt het Bouwbesluit aan woningen met 4 of meer bouwlagen?

31 oktober 2017

ANTWOORD

SituatieEr wordt een woning gebouwd met vier bouwlagen. De hele woning is een brandcompartiment en ook een (beschermd) subbrandcompartiment. De hoogste vloer ligt op 8,7 meter boven het meetniveau. Op de hoogste bouwlaag ligt een verblijfsgebied. In de woning liggen trappen boven elkaar die alle bouwlagen met elkaar verbinden. Het te overbruggen hoogteverschil binnen de woning is dus meer dan 8 meter en de grootste loopafstand naar de voordeur is 31 meter.Vraag 1: LoopafstandenVanuit een slaapkamer op de hoogste bouwlaag van een woning is de loopafstand naar de voordeur van de woning 31 meter. Is dit toegestaan?Antwoord:Nee. Dat is niet toegestaan, behalve als er dichterbij een andere uitgang is, of als de woning op de juiste manier is ingedeeld in twee of meer subbrandcompartimenten.LoopafstandVolgens artikel 2.102, lid 4 van het Bouwbesluit 2012 mag de gecorrigeerde loopafstand tussen een punt in een gebruiksgebied en ten minste één uitgang van een subbrandcompartiment waarin dat gebruiksgebied ligt niet groter zijn dan 30 meter.Een slaapkamer moet in een verblijfsgebied van de woonfunctie (woning) liggen. Een verblijfsgebied ligt per definitie in een gebruiksgebied. Deze eis geldt dus tussen een punt in dat verblijfsgebied en een subbrandcompartiment. Onder het kopje ‘subbrandcompartiment’ kun je lezen dat elke uitgang van de woning een uitgang van een subbrandcompartiment is.Gecorrigeerde loopafstandVoor de volledigheid wordt opgemerkt dat de gecorrigeerde loopafstand altijd groter is dan de feitelijk gemeten afstand. De afstand die door verblijfsgebied loopt moet namelijk met factor 1,5 worden vermenigvuldigd. Een verblijfsgebied kan en mag namelijk zonder toestemming worden ingedeeld in een aantal afzonderlijke verblijfsruimten (kamertjes). De factor is nodig om rekening te houden met de grotere loopafstand die kan ontstaan, bijvoorbeeld door tussenmuurtjes. Als van de 31 meter loopafstand bijvoorbeeld 6 meter door verblijfsgebied loopt, dan is de gecorrigeerde loopafstand (31-6) + (1,5x6) = 34 meter.SubbrandcompartimentDe woning moet in een brandcompartiment liggen en dat brandcompartiment kan zijn ingedeeld in meer dan een subbrandcompartiment. Meestal is de gehele woning één brandcompartiment dat dan samenvalt met één subbrandcompartiment. Dat wil zeggen dat bijvoorbeeld de voordeur en de tuindeur de in het voorschrift bedoelde uitgang van het subbrandcompartiment zijn.Het maken van een extra subbrandcompartiment, dat komt neer op een brandwerende deur ergens op de route binnen de woning, kan een oplossing bieden voor het verkleinen van de in het vierde lid van artikel 2.102 bedoelde loopafstand.Gelijkwaardige oplossingOp grond van de gelijkwaardigheidsbepaling in artikel 1.3 van Bouwbesluit 2012 mag bij een gelijkwaardige oplossing van een prestatie-eis worden afgeweken. Een oplossing is gelijkwaardig als ten genoegen van het bevoegd gezag (de gemeente) aannemelijk is gemaakt dat met die oplossing een gelijkwaardige mate van veiligheid wordt gerealiseerd als is beoogd met de prestatie-eis. De met die eis beoogde veiligheid, maar ook gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieuwaarde, moet daarbij behouden blijven.Op welke manier(en) dit in deze situatie zou kunnen, kan en mag de helpdesk bouwregelgeving echter niet aangeven of beoordelen.Vraag 2: Status vluchtrouteIn artikel 2.104, lid 7 van Bouwbesluit 2012 staat dat een vluchtroute in een trappenhuis waarin een hoogteverschil van meer dan 8 meter wordt overbrugd een extra beschermde vluchtroute moet zijn.In onze nieuw te bouwen eengezinswoning komt de ouderslaapkamer op 8,8 meter boven de beganegrondvloer. Moet de route over de binnentrap nu een extra beschermde vluchtroute zijn?Antwoord:Nee, een binnentrap in een woning behoeft niet te worden aangemerkt als een in het zevende lid van artikel 2.104 bedoeld trappenhuis. De route behoeft dus ook geen extra beschermde vluchtroute te zijn.TrappenhuisEen trappenhuis is in het Bouwbesluit 2012 gedefinieerd als een verkeersruimte waarin een trap ligt.Als de ruimten waarin de trappen liggen, worden aangemerkt als verkeersruimte, zal het trappenhuis dus moeten worden aangemerkt als extra beschermde vluchtroute.In het Bouwbesluit 2012 is er echter geen voorschrift, noch een begripsbepaling, die regelt dat een binnen een reguliere woning gelegen gang, overloop of stijgruimte moet worden aangemerkt als verkeersruimte. Zo is bijvoorbeeld uit het oogpunt van vrije indeelbaarheid beoogd dat ook de gang of overloop die de trappen aan elkaar verbindt in een verblijfsgebied kan liggen.Echter, ook als de gang of overloop niet in een verblijfsgebied ligt, behoeft deze niet te zijn aangemerkt als verkeersruimte. Het is dus noch in het spraakgebruik noch volgens het Bouwbesluit noodzakelijk om een stijgpunt in een woning aan te merken als trappenhuis.HistorieOok vanuit de historie van de bouwvoorschriften bekeken (zie artikel 2.158, van het Bouwbesluit 2003) is het niet aannemelijk dat bedoeld kan zijn dat de binnentrap van een eengezinswoning een in het zevende lid van artikel 2.104 van het Bouwbesluit 2012 bedoeld trappenhuis moet zijn.Vraag 3: Gevolgklasse voor de constructieIn welke gevolgklasse met betrekking tot constructieve veiligheid moet een eengezinswoning met vier bouwlagen worden ingedeeld?Antwoord:De gevolgklassen worden gedefinieerd door het beschouwen van de gevolgen van bezwijken of het slecht functioneren van de constructie.De gevolgklassen zijn beschreven in de door het Bouwbesluit 2012 aangewezen NEN-EN 1990. De volgens de Regeling Bouwbesluit 2012 te gebruiken uitgave van dat normblad is NEN-EN 1990+A1+A1/C2:2011.In bijlage B van de nationale bijlage bij deze NEN-EN 1990 zijn in tabel NB.20 en NB.21 gevolgklassen gedefinieerd. Deze gevolgklassen zijn een vertaling van de Consequence Classes (CC), ook gedefinieerd in het normblad NEN-EN 1990. In tabel NB.21 wordt bij de voorbeelden van toepassingen gevolgklassen aangegeven dat een grondgebonden eengezinswoning met vier of meer bouwlagen in CC2 valt.In tabel NB.20 is echter ook te lezen dat:“Constructie-elementen mogen zijn ingedeeld in een lagere gevolgklasse dan de constructie waarvan ze deel uitmaken, indien mag worden verwacht dat de gevolgen van bezwijken van een geringere orde zijn, zoals bijvoorbeeld:Alle onderdelen en samengestelde onderdelen van constructies ingedeeld in klasse 2 waarvan het bezwijken geen aanleiding geeft tot voortschrijdende instorting en waarbij bovendien aan de volgende voorwaarden is voldaan mogen voor de in rekening te brengen belastingsfactoren worden ingedeeld bij klasse 1.”:het gewicht is minder dan 1 kN of het gewicht per oppervlakte is minder dan 0,15 kN/m²;de fundamentele belastingscombinatie met als extreme belasting de belasting door personen, meubilair en aankleding volgens 8.2, is niet maatgevend.In de praktijk bepaalt de constructeur in welke gevolgklasse de constructie-elementen van de woning moeten worden ingedeeld en moet aan het bevoegd gezag aannemelijk worden gemaakt dat die gevolgklasse niet in strijd is met de bouwvoorschriften.