Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Uitvoerbaarheid van een windparkproject

In deze uitspraak wordt tegen meerdere besluiten beroep ingesteld. Deze besluiten zijn genomen om het mogelijk te maken om drie windturbines te bouwen en te exploiteren. Vooral het beroep tegen de vaststelling van het bestemmingsplan van Dutch A&A Holding B.V. (hierna: ‘appellant’) met betrekking tot de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan springt in het oog. Deze samenvatting zal zich hierom tot deze beroepsgrond beperken.

19 april 2024

Samenvatting

Samenvatting

Het bedrijfsgebouw van appellant wordt aangemerkt als kwetsbaar object, zoals bedoeld in artikel 1.1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer in samenhang met artikel 1, eerste lid, onderdeel I van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Dit is problematisch omdat het bedrijfsgebouw zich binnen de PR 10-6 contour van windturbine nummer twee bevindt. Hierdoor is de uitvoerbaarheid van het plan afhankelijk van een mogelijke, tussen partijen te bereiken, oplossing waardoor het bedrijfsgebouw niet meer als kwetsbaar object gekwalificeerd kan worden (hierna: ‘de oplossing’)

Een betoog over de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan kan alleen leiden tot vernietiging als de raad redelijkerwijs had moeten inzien dat het plan om financieel-economische of andere redenen op voorhand niet uitvoerbaar is.

De Afdeling stelt dat, omdat het niet zeker is of een oplossing bereikt gaat worden, er sprake is van een onzekere gebeurtenis. Uit de stukken en hetgeen op zitting naar voren is gekomen, is niet gebleken dat partijen op het moment van het vaststellen van het plan tot de oplossing gekomen waren, of dat er zicht op was. Hierom is de Afdeling van oordeel dat de raad van de gemeente Harderwijk (hierna: de raad’) bij de vaststelling van het plan had moeten inzien dat het plan op voorhand niet uitvoerbaar was. Hierdoor is het besluit tot vaststelling van het plan in strijd met artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder f, van het Besluit ruimtelijke ordening in samenhang gelezen met artikel 3.1, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening.

Hierna onderzoekt de Afdeling de mogelijkheid of de rechtsgevolgen van het bestemmingsplan op grond van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in stand kunnen blijven. Dit zou een mogelijkheid zijn indien vaststaat dat het bestemmingsplan voor het overige wel uitvoerbaar is. De raad heeft toegelicht dat het bedrijfseconomisch niet haalbaar is om de windturbine wel op te richten, maar niet in gebruik te nemen zolang het bedrijfsgebouw van appellant een kwetsbaar object is. Hierom is het overige niet uitvoerbaar en ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de rechtsgevolgen in stand kunnen blijven.

Tot slot heeft de Afdeling nog gekeken naar de uitvoerbaarheid als slechts het plandeel en de omgevingsvergunning voor windturbine 2 vernietigd worden. Dit was echter ook niet mogelijk nu de raad en het college van B&W hebben toegelicht dat er sprake is van één samenhangend en ondeelbaar project. De (financiële) uitvoerbaarheid is namelijk niet verzekerd als het slechts bestaat uit twee, in plaats van drie, windturbines.

Artikel delen