Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Uitspraak over handhavingszaak waarbij wordt vooruitgeblikt op vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet (bruidsschat)

In de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 1 mei 2024, ECLI:NL:RBNNE:2024:1638 is een sanctiebesluit inzake een geplaatste erfafscheiding op een perceel met bestemming 'bestemming ‘Water-2' aan de orde. Interessant is dat alhoewel in deze zaak volgens het overgangsrecht van de Invoeringswet Omgevingswet het oude recht van toepassing is op het sanctiebesluit, vanuit de evenredigheid toch wordt vooruitgeblikt of onder de Omgevingswet (bruidsschat) ook nog steeds sprake is van een overtreding.

4 mei 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

Op grond van artikel 2, twaalfde lid bijlage II bij het Bor kan een erf- of perceelafscheiding vergunningvrij worden geplaatst indien wordt voldaan aan drie cumulatieve voorwaarden. De eerste voorwaarde is dat de erf- of perceelafscheiding staat op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat. Volgens vaste rechtspraak van de ABRvS (ECLI:NL:RVS:2020:1524; ECLI:NL:RVS:2017:3014 en ECLI:NL:RVS:2016:804) komt bij de beoordeling of er een functionele relatie is tussen de afscheiding en de woning doorslaggevende betekenis toe aan de planologische regeling die voor het perceel geldt. Met deze benadering is de rechtspraak voortgezet die is ontwikkeld onder de werking van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken, waarvoor ook steun kan worden gevonden in de Nota van Toelichting bij het Bor (Stb. 2010, 143, blz. 149-151).

Ter plaatse van de erfafscheiding gold ten tijde van het bestreden besluit op grond van de plankaart op www.ruimtelijkeplannen.nl de bestemming ‘Water-2’. De gronden met deze bestemming zijn onder andere bestemd voor sloten, tochten, vaarten, vijvers en poelen, kaden en oevers, aanleggelegenheid en de waterhuishouding. Binnen deze bestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd die ten dienste staan van die bestemming. De erfafscheiding staat ten dienste van de woonbestemming en niet ten dienste van de waterbestemming. Gelet op de planologische regeling bestaat daarom geen functionele relatie tussen de erfafscheiding en de zich op het perceel bevindende woning. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de erfafscheiding daarom niet voldoet aan de regels voor vergunningvrij bouwen in artikel 2, twaalfde lid van bijlage II van het Bor. Dit betekent dat het college terecht heeft geconcludeerd dat sprake is van een overtreding.

Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet een overtreding heeft plaatsgevonden, is aangevangen of het gevaar voor een overtreding klaarblijkelijk dreigde, en vóór dat tijdstip een last onder dwangsom is opgelegd voor die overtreding of dreigende overtreding, blijft op grond van artikel 4.23, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet op die opgelegde last onder dwangsom het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet van toepassing tot het tijdstip waarop de last volledig is uitgevoerd, de dwangsom volledig is verbeurd en betaald, of de last is opgeheven. Bij besluit van 12 juli 2023 heeft het college aan eisers een last onder dwangsom opgelegd. Het oude recht is daarom in deze procedure van toepassing.

Net als in de uitspraken van de Rechtbank Overijssel van 25 maart 2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:1473 en Rechtbank Amsterdam 7 maart 2024, ECLI:NL:RBAMS:2023:7985 wordt, ondanks dat op basis van het overgangsrecht het oude recht van toepassing blijft, toch vooruitgekeken of er onder de Omgevingswet ook nog sprake is van een overtreding (vanwege het evenredigheidsbeginsel).

Ter zitting hebben eisers verder naar voren gebracht dat in het kader van de evenredigheid moet worden betrokken of onder de Omgevingswet nog steeds sprake is van een overtreding. Daartoe hebben zij naar voren gebracht dat de voorwaarde ten aanzien van de afstand tot het openbaar toegankelijk gebied onder de Omgevingswet vervalt. Echter, ook onder het stelsel van de Omgevingswet geldt de eis dat de erf- of perceelafscheiding op een erf of perceel waarop al een gebouw staat in functionele relatie met dat gebouw moet staan.

Artikel 22.27, aanhef en onder f, onder 2, van het tijdelijke deel van het Omgevingsplan (bruidsschat) bepaalt immers het volgende:

"Artikel 22.27 Uitzonderingen op vergunningplicht artikel 22.26 – omgevingsplan onverminderd van toepassing. Het verbod, bedoeld in artikel 22.26, geldt niet voor de activiteiten, bedoeld in dat artikel, als die betrekking hebben op een van de volgende bouwwerken: (...). een erf- of perceelafscheiding, als wordt voldaan aan de volgende eisen: 1°. hoger dan 1 m maar niet hoger dan 2 m; 2°. op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de afscheiding in functionele relatie staat; en achter de lijn die langs de voorkant van dat gebouw evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied."

De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding voor de conclusie dat de erfafscheiding onder het stelsel van de Omgevingswet wel als vergunningvrij zou kunnen worden aangemerkt.

Artikel delen