Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Toepassing relativiteitsvereiste m.b.t. stikstofuitstoot bij beroep omwonende tegen omgevingsvergunning

In de uitspraak ABRvS 20 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1131 was de toepassing van het relativiteitsvereiste (vastgelegd in artikel 8:69a Awb) aan de orde in het kader van een (hoger) beroep van een natuurlijk persoon tegen de verlening van een omgevingsvergunning. De natuurlijke persoon beroepte zich namelijk op de bepalingen van de Wet natuurbescherming (Wnb) die strekken tot de bescherming van de natuurwaarden van een Natura 2000-gebied. In deze Afdelingsuitspraak wordt geoordeeld of het relativiteitsvereiste al dan niet aan de natuurlijke persoon (appellant) kon worden tegengeworpen.

23 maart 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

Bij besluit van 31 maart 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dinkelland aan partij een omgevingsvergunning verleend voor het intern verbouwen van een monumentale woning en het gebruik van dat bouwwerk en van gronden in afwijking van het bestemmingsplan op het perceel [locatie 1] te Deurningen. Partij exploiteert op het perceel [locatie 2] in Deurningen een horecagelegenheid onder de naam [restaurant]. Hij wil de horecagelegenheid uitbreiden naar het pand op het naastgelegen perceel [locatie 1] en in dit pand een ijssalon, een indoorspeelruimte en een eetgedeelte realiseren. Op het voorterrein van het perceel wil partij een terras realiseren.

Bij het besluit van 31 maart 2020 heeft het college de aangevraagde omgevingsvergunning verleend. Deze vergunning heeft betrekking op de activiteiten (ver)bouwen van een bouwwerk, als is bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, het wijzigen van een gemeentelijk monument, als is bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder b, aanhef en onder 1o, van de Wabo en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als is bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Het bouwplan voldoet niet aan de regels van het bestemmingsplan, omdat het pand op [locatie 1]. Ook het gebruik van het voorterrein als terras voldoet niet aan die regels. Om deze activiteiten ondanks deze strijd met het bestemmingsplan mogelijk te maken, heeft het college toepassing gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo, in samenhang met artikel 4, aanhef en onderdeel 9, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor).

Appellante (die het dus niet eens is met de verlening van de omgevingsvergunning aan partij) betoogt dat de rechtbank ten onrechte met toepassing van artikel 8:69a van de Awb de beroepsgrond over de toename van de stikstofuitstoot als gevolg van het bouwplan niet heeft besproken. Dit is volgens appellante in strijd met het Verdrag van Aarhus. Omdat geen sprake is geweest van inspraak, kon appellante de beroepsgrond over de toename van stikstofuitstoot op Natura 2000-gebieden nog wel aanvoeren, zo betoogt appellante.

Artikel 8:69a van de Awb bepaalt dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, als deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept (het relativiteitsvereiste).

Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) blijkt dat de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis heeft willen stellen dat er een verband is tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van degene die in (hoger) beroep komt.

De Afdeling merkt op dat artikel 8:69a van de Awb bepaalt dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, als deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Het Verdrag van Aarhus noopt er niet toe om dit artikel in een geval als hier aan de orde buiten toepassing te laten. Ook anderszins bestaat daartoe geen aanleiding. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank in dit geval op juiste wijze invulling gegeven aan het in artikel 8:69a Awb neergelegde relativiteitsvereiste.

Bij het voorgaande wordt in aanmerking genomen dat de toepassing van artikel 8:69a van de Awb niet als effect heeft dat een rechtzoekende in het geheel geen toegang tot de rechter heeft, maar alleen dat bepaalde gronden niet tot vernietiging van het besluit door de bestuursrechter kunnen leiden. De Afdeling wijst in dit verband naar haar uitspraak van 16 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3790, onder 3.

De bepalingen in de Wnb over de beoordeling van plannen, projecten of andere handelingen, die gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied, strekken ter bescherming van het behoud van de natuurwaarden in deze gebieden. Een natuurlijke persoon kan in rechte niet opkomen voor een algemeen belang. Als een natuurlijke persoon zich beroept op de bepalingen van de Wnb die strekken tot de bescherming van de natuurwaarden van een Natura 2000-gebied, dan beroept hij zich op een algemeen belang waarvoor hij niet in rechte kan opkomen. De individuele belangen van een natuurlijke persoon bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn woon- en leefomgeving, waarvan een Natura 2000-gebied deel uitmaakt, kunnen echter zo verweven zijn met de algemene belangen die de Wnb beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen in de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van zijn belangen. De Afdeling verwijst in dit verband naar haar uitspraak van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, onder 10.51.

Bij de beantwoording van de vraag of verwevenheid kan worden aangenomen, wordt onder meer rekening gehouden met de situering van de woning van de appellant, al dan niet tussen overige bebouwing, met de afstand tussen de woning van appellant en het natuurgebied, met hetgeen aanwezig is in het gebied tussen de woning en het Natura 2000-gebied en met het al dan niet bestaande, gehele of gedeeltelijke directe zicht vanuit de woning op het gebied (overweging 10.52 van de hiervoor genoemde uitspraak van 11 november 2020).

De Afdeling stelt vast dat appellante op ongeveer 2,5 km van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Lonnekermeer woont en dat haar woning is gelegen in de kern van Deurningen en daardoor is omgeven door andere bebouwing. Tussen de woning van appellante en het Natura 2000-gebied liggen niet alleen bebouwing van Deurningen, maar ook bebouwing van Hengelo en de Rijksweg A1. Gelet hierop bestaat geen verwevenheid van de individuele belangen van appellante bij het behoud van een goede kwaliteit van haar directe leefomgeving met de algemene belangen die de Wnb beoogt te beschermen. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat de betrokken normen kennelijk niet strekken tot bescherming van de belangen van appellante. Daarom kan wat zij heeft aangevoerd op grond van artikel 8:69a van de Awb niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank heeft deze beroepsgrond terecht niet besproken.

Artikel delen