Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Onvoldoende gemotiveerd afwijzen verzoek handhaving

Op 4 juni 2015 (!) deed appellant een handhavingsverzoek bij het college van burgemeester en wethouders van Heerde (hierna: het college). Dat verzoek is grotendeels afgewezen en uiteindelijk boog de Afdeling er zich in september 2019 voor het eerst over (ECLI:NL:RVS:2019:3251). De Afdeling oordeelde dat het college onvoldoende gemotiveerd had waarom ze weigerde handhavend op te treden tegen het gebruik van gronden van de camping met de dubbelbestemming "Waterstaatsdoeleinden". Op deze gronden stonden (ten tijde van deze uitspraak) caravans en andere bouwwerken.

23 maart 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

In de tussenuitspraak van 17 februari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:324) oordeelde de Afdeling opnieuw dat het college onvoldoende gemotiveerd had waarom ze weigerde handhavend op te treden tegen het gebruik van gronden van de camping met de dubbelbestemming "Waterstaatsdoeleinden". Het college moest het motiveringsgebrek herstellen.

U raadt het niet, maar op 25 augustus 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1890) oordeelde de Afdeling dat de nieuwe motivering nog steeds niet deugdelijk was. Het college moest een nieuwe beslissing op bezwaar nemen.

Op 28 september 2021 besloot het college wederom niet handhavend op te treden. Deze keer betrok het college hierbij dat op 20 juli 2021 een omgevingsvergunning is verleend. Volgens het college was hierdoor geen sprake meer van een overtreding. Appellant was het hier niet mee eens.

In de voorliggende uitspraak ging de Afdeling als eerste in op de vraag wat omgevingsvergunning nu precies legaliseerde. In één van de bijlagen (die als gewaarmerkt stuk onderdeel uitmaakte) van de omgevingsvergunning werd kortgezegd op tekening aangegeven wat onderdeel uitmaakte van de aanvraag en dus de omgevingsvergunning. Binnen het ingetekende vlak stonden niet alle caravans, dus legaliseerde de omgevingsvergunning ook niet alle caravans, aldus de Afdeling. Daarnaast zag het handhavingsverzoek ook op andere bouwwerken (niet zijnde caravans) die in strijd met het bestemmingsplan en zonder omgevingsvergunning aanwezig waren. Het college motiveerde niet waarom deze bouwwerken legaal aanwezig waren, dus was het besluit gebrekkig gemotiveerd. Het college moet dus (alweer) een nieuwe beslissing op bezwaar nemen.

Procedureel gezien is het nog interessant dat de Afdeling niet bepaalt dat beroep tegen de beslissing op bezwaar alleen kan bij haar Afdeling. Dit is zodat beroep tegen de verleende omgevingsvergunning en beroep tegen de beslissing op bezwaar gezamenlijk en gelijktijdig kan worden behandeld door de rechtbank. Verder adviseert de Afdeling nog aan partijen om in gesprek te gaan over mogelijke vervolgstappen om te voorkomen dat onnodig extra procedures worden gestart.

Wat ik interessant vind aan deze uitspraak is enerzijds de vraag hoe het kan dat het college (vertegenwoordigd door een gerenommeerd advocatenkantoor) zo vaak tot een vernietigbare beslissing op bezwaar kwam. Anderzijds is de uitspraak weer een goede reminder om bij het verlenen van een omgevingsvergunning heel goed te kijken naar wat nu precies vergund wordt. Met de grote aantallen BOPA’s (omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit) in het verschiet is des te belangrijker. Het risico bestaat dat, zeker wanneer het gaat om een omvangrijk en minder concreet initiatief, er niet voldoende aandacht is voor wat nu precies vergund wordt.

Artikel delen