Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Langzaam verkeer onvoldoende in bestemmingsplan geborgd

De gemeenteraad van Westland heeft een bestemmingsplan vastgesteld die voorziet in de realisatie van woningen ten oosten van het centrum van De Lier. Appellante woont direct ten westen van het plangebied in De Lier. Ter plaatse van haar perceel geldt het bestemmingsplan “Liermolen”, welke aan haar perceel voor zover daarover de Vreeburchlaan overheen loopt, de bestemming ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ toe. Appellante kan zich niet met het bestemmingsplan verenigen omdat zij vreest dat dit zal leiden tot verkeersoverlast in de omgeving van het plangebied. In de huidige situatie is het namelijk zo dat de Vreeburchlaan in zuidoostelijke richting doodlopend is, aangezien deze niet aansluit op de Laan tussen land en tuin. Wanneer deze wegen met elkaar verbonden worden vreest zij als gevolg daarvan een forse verkeerstoename vanuit het plangebied.

14 april 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

De raad stelt zich op het standpunt dat het plan niet zal leiden tot een onaanvaardbare verkeerstoename in de omgeving van het plangebied, omdat de Vreeburchlaan enkel is bestemd voor langzaam verkeer. Daarbij benadrukt de raad dat autoverkeer uitsluitend gebruik kan maken van de wijkontsluiting op de Laan tussen ‘land en tuin’. De raad heeft op de zitting toegelicht dat hij voornemens is om een paaltje in de rijbaan te laten plaatsen, zodat alleen fietsers en voetgangers van de wijkontsluiting op de Vreeburchlaan gebruik kunnen maken. De raad stelt verder dat de door appellante aangevoerde verbinding tussen de Vreeburchlaan en de Laan tussen land en tuin in deze procedure niet aan de orde kan komen, omdat het bestemmingsplan "Liermolen" daarin voorziet.

De Afdeling stelt voorop dat de verbinding tussen de Vreeburchlaan en de Laan tussen land en tuin buiten de omvang van deze procedure valt omdat een ander bestemmingsplan dan dit plan daarin voorziet. Dat neemt niet weg dat appellante kan opkomen tegen de ruimtelijke gevolgen van het plan. De Afdeling ziet in wat appellante heeft aangevoerd echter onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de in het plangebied voorziene woonwijk zal leiden tot een onaanvaardbare toename van fietsverkeer op de Vreeburchlaan.

De Afdeling ziet in het betoog van appellante dat het plan leidt tot een onaanvaardbare toename van autoverkeer op de Vreeburchlaan, aanleiding voor het oordeel dat het plan op dit punt in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Hoewel de raad op de zitting heeft verklaard dat het de bedoeling is dat de wijkontsluiting op de Vreeburchlaan niet door autoverkeer gebruikt zal worden, volgt deze bedoeling niet uit de planregels. Aan de ontsluiting van de woonwijk op de Vreeburchlaan is de bestemming ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ toegekend. Uit artikel 5.1, aanhef en onder a, van de planregels volgt dat deze gronden onder meer bestemd zijn voor verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen. Uit artikel 5.1, aanhef en onder b, van de planregels volgt dat deze gronden bestemd zijn voor bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, reclame-uitingen en water. Daarmee sluit artikel 5.1 van de planregels het gebruik van de wijkontsluiting door gemotoriseerd verkeer niet uit, mede omdat het bestemmingsvlak ongeveer 9,7 m breed is. Het voorgaande betekent dat de raad niet in het plan heeft geregeld wat hij heeft beoogd te regelen, namelijk dat de wijkontsluiting op de Vreeburchlaan slechts bestemd is voor langzaam verkeer en calamiteitenverkeer. Het betoog, voor zover het betrekking heeft op de vrees voor verkeersoverlast door autoverkeer, slaagt dan ook.

De Afdeling ziet echter reden om zelf in de zaak te voorzien en bepaalt dat deze uitspraak in plaats treedt van het vernietigde artikel 5.1, onder a, van de planregels. Hierbij betrekt de Afdeling dat de raad op de zitting heeft verklaard dat hij zich kan vinden in een aanpassing van artikel 5.1 van de planregels waarmee wordt bereikt dat binnen de bestemming ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ naast calamiteitenverkeer, alleen langzaam verkeer is toegelaten. Appellante en BPD Ontwikkeling B.V. hebben op de zitting aangegeven dat zij zich met een dergelijke aanpassing kunnen verenigen.

Artikel 5.1, onder a, van de planregels komt als volgt te luiden:

"a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik door langzaam verkeer ten dienste van de aangrenzende bestemmingen".

Deze uitspraak is interessant omdat de Afdeling steeds vaker oordeelt dat de verkeersstructuur voldoende in het bestemmingsplan moet zijn geborgd. Dit zagen we al eerder in de door mij geschreven blog over zogenoemde ‘Verkeersknippen’. Mijns inziens is het wel terecht dat de Afdeling van oordeel is dat het gebruik van de weg voor langzaam verkeer geborgd moet worden in de planregels. Praktisch dat de Afdeling in dit geval ervoor heeft gekozen om zelf in de zaak te voorzien.

Artikel delen