Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Is er bij een bedrijventerrein sprake van de bebouwde kom?

Deze vraag is door de Rechtbank Limburg beantwoord in een uitspraak van 21 maart 2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:1309 en is relevant in het kader van de vraag of de reguliere voorbereidingsprocedure toepasselijk was op de vergunningverlening (namelijk een kruimelgevallen-omgevingsvergunning ter afwijking van het bestemmingsplan ex art. 2.12, lid 1, onderdeel 2º Wabo jo. art. 4, onderdeel 1, bijlage II Bor).

23 maart 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

In dit geval moet de vraag worden beantwoord of het bouwplan binnen de bebouwde kom ligt.

Zoals volgt uit vaste rechtspraak van de ABRvS (6 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:982) is het antwoord op de vraag of een perceel in de bebouwde kom is gelegen van feitelijke aard. Niet bepalend is de plaats van het verkeersbord dat de bebouwde kom aangeeft, maar de aard van de omgeving en waar de bebouwing nagenoeg feitelijk ophoudt. Van belang is of sprake is van concentratie van bebouwing en of het gebied door die bebouwing overwegend een woon- of verblijffunctie heeft.

Op grond van de in het dossier aanwezige stukken, kaarten en foto’s en op grond van Google Maps en Google Street View wordt de volgende feitelijke situatie vastgesteld. Het plangebied maakt onderdeel uit van een bedrijventerrein waarop het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein 2013’ van toepassing is. De verschillende kadastrale percelen binnen dit plangebied zijn bestemd als ‘Bedrijventerrein’ en het kadastrale perceel 4895 is voor een gedeelte als ‘Natuur’ bestemd. Aan de noordzijde van het plangebied zijn een paar bedrijven gelegen en voor de rest is het terrein onbebouwd. Aan de oostzijde van het plangebied zijn ook een paar bedrijven gelegen. Bedrijven zijn verder ook gelegen aan de westzijde van het plangebied en aan die zijde zijn ook woningen gesitueerd. De zuidzijde grenst aan een groenstrook met daarachter enkel aaneengesloten woningen die aan de [adres] en [adres] zijn gelegen.

Gelet hierop is naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van een concentratie van bebouwing, bestaande uit voornamelijk bedrijven en woningen, die het gebied een overwegende woon- en verblijffunctie geeft.

Dat de bedrijven niet openbaar toegankelijk zijn, zoals verzoekers op zitting hebben betoogd, maakt het voorgaande niet anders. De bedrijven hebben weliswaar geen woonfunctie, maar wel een verblijfsfunctie omdat er werknemers actief zijn. Het gaat dus niet louter om bijvoorbeeld opslag.

Het voorgaande betekent dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan is gelegen binnen de bebouwde kom. Verder constateert de voorzieningenrechter dat er tussen partijen geen discussie bestaat of het bouwplan een bijbehorend bouwwerk of een uitbreiding daarvan is, zoals opgenomen in artikel 4, onderdeel 1, van bijlage II bij het Bor. Daarom kon verweerder de reguliere voorbereidingsprocedure volgen.

Artikel delen