In het kader van een geschil over een besluit tot invordering van een dwangsom wegens het onvoldoende houden van direct toezicht op een bunkerstation (een tankstation voor de binnenvaart) oordeelt de Rechtbank Rotterdam in haar uitspraak van 23 februari 2023 (ECLI:NL:RBROT:2023:1745) dat het college van burgemeester en wethouders (“college”) niet deugdelijk heeft gemotiveerd en vastgesteld dat appellant de inmiddels onherroepelijke last onder dwangsom heeft overtreden.
Daartoe overweegt de rechtbank dat de enkele omstandigheid dat een ongewoon voorval heeft plaatsgevonden – zoals in casu een incident waarbij tijdens het bunkeren gasolie in het oppervlaktewater terecht is gekomen – op zichzelf niet voldoende is voor de conclusie dat appellant in zijn hoedanigheid van exploitant van het bunkerstation art. 4.79 Activiteitenbesluit milieubeheer in samenhang met art. 4.86, tweede lid, Activiteitenregeling milieubeheer heeft overtreden. Weliswaar heeft art. 4.86 Activiteitenregeling milieubeheer, kort gezegd en toegepast op deze casus, als doel om verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam bij het afleveren van vloeibare brandstoffen aan vaartuigen zoveel mogelijk te voorkomen of beperken; het tweede lid van het wetsartikel schrijft niet het voorkomen van morsingen voor, maar slechts het houden van direct toezicht door deskundig personeel met bepaalde kennis dat direct kan ingrijpen bij morsingen, incidenten en calamiteiten. Dit betekent volgens de rechtbank dat voor het antwoord op de vraag of appellant art. 4.79 Activiteitenbesluit milieubeheer jo. art. 4.86, tweede lid, Activiteitenregeling milieubeheer en daarmee de opgelegde last heeft overtreden bepalend is of appellant op een goede manier invulling heeft gegeven aan het houden van direct toezicht. De rechtbank leidt uit de Afdelingsuitspraak van 7 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:744) en de uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland van 26 juli 2019 (ECLI:NL:RBMNE:2019:5575) af dat ‘direct toezicht’ in elk geval inhoudt dat de toezichthouder lijfelijk aanwezig moet zijn in de directe nabijheid van het afleveren van de vloeibare brandstoffen. Dit betekent volgens de rechtbank nog niet dat de bunkerwacht bij het tanken de slang zelf moet aansluiten en dat het niet is toegestaan om klanten zelf te laten tanken of om verschillende afleverzuilen in gebruik te laten zijn onder toezicht van één deskundig personeelslid. Gelet op de toedracht rondom het ongewone voorval concludeert de rechtbank dat het college in het invorderingsbesluit onvoldoende heeft onderbouwd dat het personeel van het bunkerstation geen toereikend direct toezicht heeft gehouden tijdens het tanken en daarmee de opgelegde last heeft overtreden.