Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Hinder als gevolg van vrachtverkeer van en naar de inrichting niet aan deze inrichting toe te rekenen

Bij besluit van 5 oktober 2021 heeft het college het verzoek om handhaving van eiser afgewezen. Eiser ondervindt in de nachtelijk uren overlast doordat vrachtwagens ten behoeve van [derde partijen] langs de woning van eiser rijden en door het laden en lossen van vrachtwagens. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd dat het geluid van vrachtverkeer over de openbare weg niet is toe te rekenen aan [derde partijen]. Volgens het college is de indirecte hinder, veroorzaakt door het vrachtverkeer, niet aan [derde partijen] toe te rekenen. Handhavend optreden is volgens het college daarom niet mogelijk.

9 maart 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

Voor wat betreft de hinder als gevolg van het vrachtverkeer van [derde partijen] oordeelt de rechtbank als volgt. Vastgesteld moet worden of de milieugevolgen (in dit geval in de vorm van geluid- en trillinghinder) aan de inrichting kunnen worden toegerekend. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval. Volgens vaste jurisprudentie worden de gevolgen voor het milieu van het verkeer van en naar de inrichting niet aan de inrichting toegerekend, indien dit verkeer kan worden geacht te zijn opgenomen in het heersende verkeersbeeld. Dit is het geval indien dit verkeer zich door zijn snelheid en rij- en stopgedrag niet onderscheidt van het overige verkeer dat zich op de betrokken weg kan bevinden.

Dit is volgens de circulaire van 29 februari 1996 "Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer" (hierna: de circulaire) onder meer aan de orde indien het verkeer op een voor meerdere bedrijven functionerende ontsluitingsroute rijdt.

Op de zitting is door het college naar voren gebracht dat [locatie 6] een doorgaande weg is die gebruik wordt door zowel de transporteur van [derde partijen] , als door andere bedrijven in de omgeving. Het gaat daarbij om meerdere vrachtwagens die rijden voor meerdere bedrijven. Dit is door eiser niet bestreden. Dat, zoals eiser heeft gesteld, de vrachtwagens van het transportbedrijf, dat voor [derde partijen] het transport verzorgt, vanwege de aslast over een ontheffing moeten beschikken, maakt niet dat de hinder aan [derde partijen] moet worden toegerekend. Daarmee is immers nog niet gezegd dat het vrachtverkeer van en naar [derde partijen] zich door zijn snelheid en rij- en stopgedrag onderscheidt van het overige vrachtverkeer dat zich op de betrokken weg kan bevinden.

Voor zover sprake is van een overtreding van de Wegenverkeerswet 1994, omdat mogelijk vrachtwagens met een te hoge aslast zonder ontheffing over [locatie 6] rijden, overweegt de rechtbank dat in dat geval niet het college maar de politie bevoegd is om daartegen handhavend op te treden.

Artikel delen