Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Geurhinder veehouderij, voorgrondbelasting en Wvg, reductie achtergrondbelasting

Bestemmingsplan “Omgevingsplan: Veegplan 6” van de gemeenteraad van Boekel, dat centraal staat in AbRvS 3 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1409, voorziet in wijziging van moederplan “Omgevingsplan Buitengebied 2016”. De wijzigingen betreffen de maximale waarden van geuremissies als gevolg van veehouderijen.

14 april 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

Een in het wijzigingsplan opgenomen regel ter beperking van de voorgrondbelasting (lees: de individuele geurhinder van een bedrijf, red.) in buurtschap De Elzen vindt in de ogen van de Afdeling geen genade: die regel doorkruist het wettelijke stelsel van de Wet geurhinder en veehouderij; die wet regelt de voorgrondbelasting.

In het plan wordt de achtergrondbelasting (lees: de cumulatieve geurhinder, red.) op geurgevoelige objecten binnen De Elzen gesteld op maximaal 20 ouE/m3. Dat is strenger dan de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV), maar de desbetreffende bepaling uit de IOV is slechts een bovengrens. Gelet op de overbelasting in het plangebied in de bestaande situatie heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling een strengere norm mogen stellen.

De Afdeling toetst de Boekelse norm vervolgens aan het evenredigheidsbeginsel. De achtergrondbelasting tussen de 20 en 40 ouE/m3 in de bestaande situatie in het plangebied wordt grotendeels veroorzaakt door de veehouderijen in het plangebied zelf. Het vastleggen van een lagere maximale waarde van de achtergrondbelasting in het plangebied ten opzichte van de voorheen geldende planologische situatie is een geschiktmiddel om de geurbelasting in het plangebied te verlagen. Gelet op de beschrijving in de Gebiedsvisie en de plantoelichting van de geurbelasting in het plangebied, is de noodzaakvan de in het plan opgenomen norm voor de achtergrondbelasting naar het oordeel van de Afdeling deugdelijk gemotiveerd. Wat betreft de evenwichtigheid van het plan, overweegt de Afdeling dat de raad een afweging moet maken tussen enerzijds het belang bij het beschermen van de gezondheid van individuen en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en anderzijds de bedrijfsbelangen van [appellant sub 1] en Molenbrand. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad in dit geval in zoverre een zwaarder gewicht mogen toekennen aan het voorkomen van schadelijke gevolgen voor de gezondheid van individuen en het leveren van een bijdrage aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het plangebied.

Artikel delen