Het college van de gemeente Geertruidenberg heeft aan initiatiefnemer een omgevingsvergunning verleend voor de transformatie van een winkelpand met bovenwoning naar starterswoningen. De exploitant van het nabijgelegen horecabedrijf kan zich hier niet mee verenigen. Hij vreest voor belemmeringen in zijn bedrijfsvoering. Het college stelt dat de vergunning niet voor nieuwe belemmeringen zorgt.
Volgens de rechtbank is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, gezien het feit dat het horecabedrijf van appellant terecht is ingedeeld in milieucategorie 1, op basis van de brochure “Bedrijven en milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten 2009 (hierna: VNG-brochure). Hierbij is de richtafstand in een gemengd gebied 0 meter, terwijl de vergunde woningen op 6 meter van het horecabedrijf worden gerealiseerd. Daarnaast is ter plaatse een bedrijfswoning aanwezig, hetgeen een geluidgevoelig object betreft. De geluidswaarden uit het Activiteitenbesluit zijn daarom al toegepast.
Appellant heeft met rapporten onderbouwd dat hij zware horeca exploiteert. Volgens hem is dan ook van een verkeerde richtafstand uitgegaan. Verder mag volgens het geldende bestemmingsplan horeca 1 en 2 worden geëxploiteerd. Dit betekent dat onderzocht had moeten worden of sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Het college is voor het bepalen van de milieucategorie uitgegaan van de activiteiten die voor het horecabedrijf zijn toegestaan op grond van de exploitatievergunning. Hierdoor mocht het college zonder akoestisch onderzoek vaststellen dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
De Afdeling is van oordeel dat terecht is uitgegaan van de richtafstand 0 meter uit de VNG-brochure. Het college heeft de juiste milieucategorie toegepast, op basis van het feitelijke gebruik van het horecabedrijf. Het feit dat volgens het bestemmingsplan horecabedrijven in categorie 1 en 2 zijn toegestaan doet hier niets aan af. Bovendien wordt hiermee verwezen naar plandefinities en dit is anders dan hetgeen in de VNG-brochure is opgenomen.
Verder mocht het college zonder nader akoestisch onderzoek vaststellen dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, omdat is uitgegaan van de activiteiten die op grond van de exploitatievergunning van het horecabedrijf zijn toegestaan. Tot slot heeft de verleende omgevingsvergunning geen belemmeringen voor de bedrijfsvoering van het horecabedrijf tot gevolg. Gezien de reeds aanwezige bedrijfswoning moest al aan de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit worden voldaan.