Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RVS:2024:1612

17 april 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

202207081/1/R3.

Datum uitspraak: 17 april 2024

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A], [appellant B], Aannemersbedrijf Zevenbouw B.V. en Zevenbouw Beheer B.V. (hierna: [appellant]), wonend of gevestigd te Zevenhuizen, gemeente Zuidplas,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Zuidplas,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 oktober 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Van ’t Verlaat en Leliestraat, Zevenhuizen" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Fundis Vastgoed en Woonpartners Midden-Holland hebben nadere stukken ingediend.

Bij besluit van 12 december 2023 heeft de raad het plan "Van ’t Verlaat en Leliestraat, Zevenhuizen" opnieuw en gewijzigd vastgesteld.

[appellant] heeft een zienswijze naar voren gebracht naar aanleiding van het besluit van 12 december 2023.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 1 maart 2024, waar [appellant A] en [appellant B], vergezeld door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], en bijgestaan door mr. P.J.L.J. Duijsens, advocaat te Den Haag, en D.M. Vlieger, en de raad, vertegenwoordigd door J.F. Rings, R. Nieborg, C.H. Smits en T. de Cooman, bijgestaan door mr. L. van Schie-Kooman, advocaat te Delft, zijn verschenen. Ook zijn Woonpartners Midden-Holland, vertegenwoordigd door P.A. Sangers en A.H.T.M. Kools, en Fundis Vastgoed, vertegenwoordigd door [partij], op de zitting als partij gehoord.

Overwegingen

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd, het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.

Het ontwerpplan is op 7 april 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.

Inleiding

2.       Het bestemmingsplan voorziet in de herontwikkeling van de gronden van sportpark Van 't Verlaat en woonzorgcentrum De Zevenster. Het bestemmingsplan maakt de bouw van in totaal 359 woningen mogelijk. Het gaat hierbij onder meer om zorgwoningen, aanleunwoningen en woonblokken met grondgebonden woningen en appartementengebouwen. De bestemming "Maatschappelijk" maakt de zorgwoningen mogelijk. De bestemming "Wonen" maakt de bouw van de andere woningen mogelijk.

3.       Ten oosten van het plangebied ligt het bedrijventerrein waar [appellant A], [appellant B] en Zevenbouw Beheer gedeeltelijk eigenaar van zijn. Aannemersbedrijf Zevenbouw Beheer is één van de gebruikers van het daar gelegen bedrijfscomplex. Zij vrezen dat zij door de korte afstand van de (zorg-)woningen tot het bedrijventerrein zullen worden belemmerd in de bedrijfsvoering.

Hoe beoordeelt de Afdeling een beroep tegen een bestemmingsplan?

4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Gewijzigde planvaststelling

5.       De voorzieningenrechter van de Afdeling heeft het besluit van 18 oktober 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan, op het verzoek van [appellant] om een voorlopige voorziening te treffen, geschorst voor zover daarmee woningen worden mogelijk gemaakt binnen een zone van 100 m gemeten vanaf de grens van het bestemmingsvlak dat het bedrijfscomplex mogelijk maakt.

Na de uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:476, heeft de raad bij besluit van 12 december 2023 (hierna: het wijzigingsbesluit) het plan gewijzigd vastgesteld. De raad heeft akoestisch onderzoek uit laten voeren en een toets aan geur, gevaar en stof laten doen.

5.1.    Artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt: "Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."

5.2.    De Afdeling stelt vast dat op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb tegen het wijzigingsbesluit een beroep van rechtswege is ontstaan van [appellant]. De Afdeling zal eerst de gronden van [appellant] tegen het wijzigingsbesluit beoordelen.

Fundis Vastgoed en Woonpartners Midden-Holland hebben aangegeven dat zij het eens zijn met het besluit van 12 december 2023. Voor hen is geen beroep van rechtswege ontstaan.

Intrekking beroepsgrond

6.       Op de zitting heeft [appellant] haar beroepsgrond over geur- en lichthinder ingetrokken. 

Opnieuw ter inzage leggen ontwerpplan

7.       [appellant] betoogt dat haar ten onrechte geen mogelijkheid is geboden om een zienswijze naar voren te brengen tegen het gewijzigd vastgestelde plan. Hiermee is haar een reactiemogelijkheid ontnomen. Volgens [appellant] had afdeling 3.4 van de Awb opnieuw toegepast moeten worden, omdat de wijzigingen van het gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan naar aard en omvang niet ondergeschikt zijn ten opzichte van het eerst vastgestelde bestemmingsplan.

7.1.    Alleen als bij een gewijzigde vaststelling van een ontwerpbestemmingsplan de wijzigingen naar aard en omvang zo groot zijn dat een wezenlijk ander plan wordt vastgesteld, moet de wettelijke procedure opnieuw worden doorlopen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:130).

De raad heeft het plan naar aanleiding van het akoestisch onderzoek gewijzigd vastgesteld door een aanduiding voor een geluidsscherm toe te voegen aan de verbeelding en een voorwaardelijke verplichting voor een geluidsscherm op te nemen in de planregels. Verder is het plan niet gewijzigd. Het plan maakt hetzelfde woningbouwproject mogelijk. De Afdeling is van oordeel dat de hiervoor genoemde wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan niet zo groot zijn dat een wezenlijk ander plan voorligt. Daarnaast heeft [appellant] haar bezwaren bij de Afdeling naar voren kunnen brengen. [appellant] is niet geschaad in haar rechtsbeschermingsmogelijkheden.

Het betoog slaagt niet.

Afstand tussen woningen en het bedrijfscomplex

8.       [appellant] betoogt dat het bestemmingsplan ten onrechte voorziet in woningen op korte afstand van het bedrijfscomplex. Woningen binnen een straal van 100 m van het bedrijfscomplex zal haar bedrijfsvoering belemmeren, ook na de wijziging van het plan. De raad en het akoestisch onderzoek gaan er volgens [appellant] ten onrechte vanuit dat sprake is van ‘gemengd gebied’ en dat de richtafstand daarom 50 m bedraagt. Het plangebied ligt volgens [appellant] in een rustige woonwijk.

Volgens [appellant] zal ook na de bouw van een geluidsscherm overlast in de vorm van geluidhinder ontstaan. De realisering van een geluidsscherm is volgens [appellant] nutteloos en belemmert het zicht. Zo’n scherm past volgens [appellant] niet in de omgeving. Aan het bedrijfscomplex is milieucategorie 3.2 toegekend, dus de richtafstand bedraagt 100 m. Hiervan wordt ten onrechte afgeweken volgens [appellant]. Het akoestisch onderzoek gaat volgens [appellant] ten onrechte niet uit van de maximale planologische mogelijkheden.      

Verder voert [appellant] aan dat enkele andere uitgangspunten van het akoestisch onderzoek dat de raad ten grondslag heeft gelegd aan het gewijzigde plan, niet kloppen. Ter onderbouwing hiervan verwijst [appellant] naar een notitie van Peutz van 7 februari 2024. [appellant] heeft kritiek op de beschreven mogelijkheden om in de avond- en nachtperiode te kunnen laden en lossen, het type heftrucks waar vanuit is gegaan en de bronhoogte bij het laden en lossen.

8.1.    Het bedrijventerrein ligt in het plangebied van het bestemmingsplan "Zevenhuizen Dorp" en heeft een bedrijfsbestemming. Aan een deel van de gronden van het bedrijfscomplex is de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 1" toegekend. Op grond van artikel 4 van de regels van dat bestemmingsplan is op dat deel van het bedrijventerrein een bedrijfsactiviteit met SBI-code 281.1 uit ten hoogste categorie 3.2 van de bij de planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. Het gaat om een constructiewerkplaats in een gesloten gebouw met een productieoppervlak van minder dan 200 m2. Op de overige gronden van het bedrijventerrein zijn bedrijfsactiviteiten van ten hoogte categorie 2 of 3.1 toegestaan.

8.2.    De raad heeft na de uitspraak van de voorzieningenrechter een toets naar hinder door geur, gevaar en stof laten uitvoeren. Ook is er akoestisch onderzoek naar de bedrijfsactiviteiten op het perceel van [appellant] uitgevoerd. Naar aanleiding van de uitkomsten van dit akoestische onderzoek heeft de raad in artikel 7.3.4 van de planregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor een geluidsscherm en aan een strook langs het bedrijfscomplex de aanduiding "geluidscherm" toegekend.

8.3.    Artikel 5.1 van de planregels luidt:

"De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

[…]

c. een  geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm';

[…]."

Artikel 6.1 luidt:

"De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

[…]

b. een geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm';

[…]."

Artikel 7.1 luidt:

"De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. woningen;

b. aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven;

[…]."

Artikel 7.3.4 luidt:

"Voorwaardelijke verplichting geluidscherm

a. het gebruik van gronden overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 lid 1 binnen een straal van 100m gemeten vanaf het bestemmingsvlak, waarop ingevolge het bestemmingsplan "Zevenhuizen Dorp" de bestemming "Bedrijf" met de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 1" rust, is niet eerder toegestaan dan dat een geluidscherm is gerealiseerd en in stand wordt gehouden ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm', met dien verstande dat het geluidscherm wordt uitgevoerd en in stand wordt gehouden overeenkomstig het akoestische onderzoek dat als bijlagen bij de regels, bijlage 3 is bijgevoegd en onderdeel uitmaakt van deze planregels".

8.4.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van de Afdeling van 24 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:224, onder 4.3, vindt de beoordeling welk omgevingstype in de zin van de VNG-brochure van toepassing is niet plaats aan de hand van de specifieke situatie van een naastgelegen woonperceel, maar aan de hand van de beoordeling op een groter schaalniveau van de omgeving. De Afdeling stelt vast dat in de omgeving van het plangebied verschillende bestemmingen voorkomen. De voorziene woningbouw ligt op relatief korte afstand van het bedrijventerrein van [appellant], en verschillende andere bedrijven. Ook de bestemming "Maatschappelijk" en "Lintzone" zijn aan gronden in de buurt van het plangebied toegekend. Daarnaast bevindt zich ten zuiden van het plangebied de hoofdontsluitingsweg Noordelijke Dwarsweg, en zijn er sportvoorzieningen naast het plangebied. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat de omgeving van het bedrijfsperceel niet als een "rustige woonwijk", maar als "gemengd gebied" kan worden aangemerkt. De raad heeft daarom uit mogen gaan van een richtafstand van 50 m.

8.5.    Als de relevante richtafstand uit de VNG-brochure wordt aangehouden, dan hoeft de raad in beginsel geen verdere toetsing te verrichten. De raad kan er desondanks voor kiezen om onderzoek te laten verrichten naar de gevolgen van een activiteit voor het woon- en leefklimaat. In dit geval wordt voldaan aan de richtafstand van 50 m en is er een onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting ter plaatse van de te bouwen woningen.

Aan het gewijzigd vastgestelde plan heeft de raad het rapport "Bestemmingsplan Van ’t Verlaat en Leliestraat akoestisch onderzoek" van Aveco de Bondt van 10 oktober 2023 (hierna: het akoestisch onderzoek) ten grondslag gelegd. In het akoestisch onderzoek is geconcludeerd dat, om te borgen dat de nieuwe woningen het bedrijf niet beperken in de bedrijfsvoering, een geluidscherm met een hoogte van 2 m aangelegd moet worden langs het zuidwestelijke buitenterrein. Volgens het akoestisch onderzoek zou het geluidsscherm in een 'worstcasescenario' een afdoende maatregel moeten zijn om geluidsoverlast te beperken. De bedrijven worden in hun bedrijfsvoering beperkt door bestaande woningen. De conclusie uit het akoestisch onderzoek luidt verder als volgt: "Bij de melding die beide bedrijven nog moeten doen, moet worden aangetoond dat bij deze bestaande woningen wordt voldaan aan de grenswaarden in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Om te borgen dat de nieuwe woningen het bedrijf niet beperken in de bedrijfsvoering dient langs het zuidwestelijke buitenterrein een geluidscherm van circa 126 meter lang en 2 meter hoog te worden aangelegd. De binnenwaarden van de nieuwe woningen zijn geborgd op basis van de minimale geluidwering eisen uit het Bouwbesluit, waardoor er op voorhand kan redelijkerwijs van uit kan worden gegaan voor Blitterswijk Eco-mobiliteit een ontheffing voor het maximale geluidniveau van 64 dB(A) in de nachtperiode stand zal houden in een beroepsprocedure door het toestaan van een maatwerkvoorschrift. Daarmee is er bij en op de gevels van de nieuwe woningen, op de grens van de maximale uitbouwmogelijkheden en in de buitenruimte sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat".   

8.6.    De Afdeling stelt vast dat in het akoestisch onderzoek de bestaande bedrijfsvoering in beeld is gebracht. Ook is gekeken naar mogelijkheden tot wijziging/uitbreiding van het bedrijfscomplex. Daarvan uitgaande is een geluidsscherm nodig geacht. Dit is in het bestemmingsplan ook geborgd. In wat [appellant] heeft ingebracht, ziet de Afdeling geen grond om tot het oordeel te komen dat in het akoestisch onderzoek gehanteerde uitgangspunten verkeerd zijn. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de te bouwen woningen het bedrijfscomplex in haar bedrijfsvoering zullen belemmeren. Daarbij acht de Afdeling van belang dat aan de richtafstand van 50 m wordt voldaan.

Over het betoog van [appellant] over het geluidscherm overweegt de Afdeling het volgende. De raad heeft toegelicht dat hij het geluidsscherm aanvaardbaar vindt in de omgeving. Hierbij heeft de raad erop gewezen dat planologisch ook een erfafscheiding van 2 m is toegestaan en dat dit ruimtelijk aanvaardbaar wordt geacht. Er zal door het geluidscherm enige beperking van het zicht voor [appellant] optreden, maar volgens de raad moet een zwaarder gewicht worden toegekend aan het mogelijk maken van de woningbouw dan aan het ongewijzigd houden van de zichtsituatie voor [appellant]. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich op dit standpunt kunnen stellen.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

9.       Het beroep tegen het wijzigingsbesluit is ongegrond.

10.     Omdat het wijzigingsbesluit in stand blijft, waarbij het bestemmingsplan geheel (gewijzigd) opnieuw is vastgesteld, komt aan het oorspronkelijke besluit geen betekenis meer toe. Onder deze omstandigheden heeft [appellant] geen belang meer bij een inhoudelijke bespreking van het beroep voor zover dat is gericht tegen het besluit van 18 oktober 2022. Dit betekent dat het beroep tegen dat besluit niet-ontvankelijk is.

11.     Omdat de raad met het herstelbesluit gedeeltelijk aan het beroep van [appellant] tegemoet is gekomen, ziet de Afdeling aanleiding om de raad op de hierna vermelde wijze tot vergoeding van de proceskosten van [appellant] te veroordelen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Zuidplas van 18 oktober 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Van ’t Verlaat en Leliestraat, Zevenhuizen" niet-ontvankelijk;

II.       verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Zuidplas van 12 december 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Van ’t Verlaat en Leliestraat, Zevenhuizen" ongegrond;

III.      veroordeelt de raad van de gemeente Zuidplas tot vergoeding van bij [appellant A], [appellant B], Aannemersbedrijf Zevenbouw B.V. en Zevenbouw Beheer B.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van €  1.750,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

IV.     gelast dat de raad van de gemeente Zuidplas aan [appellant A], [appellant B], Aannemersbedrijf Zevenbouw B.V. en Zevenbouw Beheer B.V. het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. J. Gundelach, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. van der Kolk, griffier.

w.g. Gundelach

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van der Kolk

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2024

944

Artikel delen