Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RVS:2024:1160

20 maart 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

202205864/1/A2.

Datum uitspraak: 20 maart 2024

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-­Holland van 29 augustus 2022 in zaken nrs. 21/3604 en 21/3605 in de gedingen tussen:

[appellant]

en

de Belastingdienst/Toeslagen.

Procesverloop

Bij brief van 21 augustus 2020 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot zorgtoeslag van [appellant] over 2020 herzien en vastgesteld op nihil en bepaald dat [appellant] teveel betaalde voorschotten moet terugbetalen.

Bij brief van 9 oktober 2020 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de zorgtoeslag van [appellant] over 2019 definitief berekend en vastgesteld op nihil.

Bij twee onderscheiden besluiten van 4 juni 2021 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de door [appellant] tegen de brieven van 21 augustus 2020 en van 9 oktober 2020 gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 29 augustus 2022 heeft de rechtbank de door [appellant] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 5 juli 2023, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], is verschenen.

[appellant] heeft de Afdeling verzocht de zaak opnieuw op een zitting te behandelen.

Bij brief van 31 augustus 2023 heeft de Afdeling de zaak heropend.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op een nadere zitting behandeld op 13 december 2023, waar [appellant] en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], zijn verschenen, waarna de Afdeling het onderzoek heeft gesloten.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellant] heeft over 2019 en 2020 voorschotten zorgtoeslag ontvangen. De Belastingdienst/Toeslagen heeft op 21 augustus 2020 de zorgtoeslag over het jaar 2020 herzien en vastgesteld op nihil, omdat de dienst niet over voldoende gegevens beschikte om de toeslag te berekenen. Op 9 oktober 2020 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de zorgtoeslag over 2019 definitief berekend en vastgesteld op nihil, omdat het gezamenlijk toetsingsinkomen van [appellant] en zijn toeslagpartner te hoog is om voor zorgtoeslag in aanmerking te komen. De door [appellant] tegen de vaststellingen gemaakte bezwaren zijn door de Belastingdienst/Toeslagen bij twee onderscheiden besluiten van 4 juni 2021 ongegrond verklaard.

Aangevallen uitspraak

2.       [appellant] heeft in beroep betoogd dat de brieven van 21 augustus en 9 oktober 2020 geen rechtsgevolgen tot stand hebben gebracht en daarom niet als besluiten aangemerkt kunnen worden. De rechtbank is [appellant] hierin niet gevolgd. Zij heeft daartoe overwogen dat het enkele feit dat een besluit automatisch tot stand is gekomen niet met zich meebrengt dat er geen sprake is van een rechtshandeling. Verder heeft de rechtbank overwogen dat het ontbreken van de naam of handtekening van een beslissingsbevoegde medewerker van de Belastingdienst/Toeslagen op de in bezwaar bestreden besluiten niet betekent dat aan die besluiten een materieel besluitkarakter kan en mag worden ontzegd. Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende reden om te betwijfelen dat de beslissingsbevoegde ambtenaar de besluiten daadwerkelijk heeft genomen. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de materiële juistheid van de in bezwaar bestreden besluiten niet in geschil is. Gelet op dit alles heeft de rechtbank de beroepen van [appellant] ongegrond verklaard.

Hoger beroep

3.       [appellant] komt in hoger beroep op tegen het oordeel van de rechtbank dat de brieven van 21 augustus 2020 en 9 oktober 2020 moeten worden aangemerkt als besluit. Volgens [appellant] heeft de rechtbank de inhoud en strekking van zijn argumentatie onjuist geïnterpreteerd. Hij wijst erop dat de veronderstelde besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen automatisch zijn gegenereerd. Omdat er geen beslissingsbevoegde ambtenaar betrokken is geweest bij de totstandkoming van de veronderstelde besluiten, kleeft hieraan een wilsgebrek. [appellant] stelt dat het voor de rechtsgeldige totstandkoming van een besluit noodzakelijk is dat het een mens van vlees en bloed is geweest die de wil had om rechtsgevolgen tot stand te brengen. [appellant] wijst verder op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:177, onder 4.1.1, en de uitspraak van de Afdeling van 1 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:950, onder 3.5. Volgens [appellant] volgt uit deze uitspraken dat het voor de rechtsgeldige totstandkoming van een besluit van belang is dat het besluit door een medewerker in mandaat is genomen en op schrift is gesteld. Omdat de veronderstelde besluiten van 21 augustus 2020 en 9 oktober 2020 geautomatiseerd tot stand zijn gekomen, staat volgens [appellant] vast dat er op geen enkel moment een beslissingsbevoegde ambtenaar betrokken is geweest bij de totstandkoming van de veronderstelde besluiten. Dit betekent dat ze nietig zijn. De rechtbank heeft dit niet onderkend, aldus [appellant].

Oordeel van de Afdeling

4.       De Afdeling volgt [appellant] niet in zijn betoog. Zij overweegt hiertoe als volgt.

5.       In artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat onder een besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

6.       Bij het vaststellen van zorgtoeslag heeft de Belastingdienst/Toeslagen een zogenoemde gebonden bevoegdheid. Dit betekent dat de aanspraak op zorgtoeslag moet worden vastgesteld op grond van een wettelijke bepaling die de dienst verplicht om een besluit met een bepaalde strekking te nemen. In de wettelijke bepalingen ligt al besloten of in het concrete geval al dan niet aanspraak op toeslag bestaat en, zo ja, wat de hoogte van de toeslag is. Hoewel de besluiten over de aanspraak op zorgtoeslag van 21 augustus 2020 en 9 oktober 2020 geautomatiseerd zijn aangemaakt, kunnen deze besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen, daargelaten of artikel 1:3 van de Awb deze eis stelt, aan menselijk handelen worden toegerekend. De gevolgen voor de aanspraak op toeslag zijn ontstaan door de wijze van programmering die tot gevolg heeft dat bij de invoer van een bepaald inkomensgegeven of andere voor de vaststelling van toeslagen relevante informatie een bepaalde uitkomst het gevolg is. Hieruit leidt de Afdeling af dat de rechtsgevolgen die met de besluiten in het leven zijn geroepen, welbewust zijn beoogd. De rechtbank heeft daarom terecht de brieven van 21 augustus 2020 en 9 oktober 2020 aangemerkt als rechtsgeldig door de Belastingdienst/Toeslagen genomen besluiten.

7.       De uitspraken van de Centrale Raad van Beroep en de Afdeling die [appellant] aanhaalt hebben niet de betekenis die [appellant] hieraan toekent. Die uitspraken gaan namelijk niet over de vraag of er al dan niet sprake is van een besluit, maar over de vraag of die besluiten bevoegd zijn genomen.

8.       Gelet op vorenstaande, is de Afdeling van oordeel dat de besluiten van 21 augustus 2020 en 9 oktober 2020 door de Belastingdienst/Toeslagen bevoegdelijk zijn genomen en rechtsgevolgen tot stand hebben gebracht.

9.       Het betoog slaagt niet.

Slotsom

10.     Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

11.     De Belastingdienst/Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. C.H. Bangma en mr. J.C.A. de Poorter, leden, in tegenwoordigheid van mr. W. Dijkshoorn, griffier.

w.g. Polak

voorzitter

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2024

735-1067

Artikel delen