Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RVS:2023:2774

19 juli 2023

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

202202905/1/A3.

Datum uitspraak: 19 juli 2023

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Eindhoven,

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost­-Brabant van 5 april 2022 in zaak nr. 21/1942 in het geding tussen:

[appellant]

en

de burgemeester van Eindhoven.

Procesverloop

Bij besluit van 15 maart 2021 heeft de burgemeester onder aanzegging van bestuursdwang gelast de woning op het adres [locatie] te Eindhoven (hierna: de woning) te sluiten voor de duur van vier maanden.

Bij besluit van 7 juli 2021 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 5 april 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 mei 2023, waar [appellant], bijgestaan door mr. P.J.A. van de Laar, advocaat te Eindhoven, en de burgemeester, vertegenwoordigd door B. Timmermans, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellant] is eigenaar van de woning en verhuurt deze vanaf 2008. Hij heeft op 1 december 2020 een beheersovereenkomst afgesloten met Budget Housing voor het verhuren van de woning. Door tussenkomst van Budget Housing is met ingang van 1 december 2020 een huurovereenkomst tussen [appellant] en [huurder] gesloten.

1.1.    Op 21 januari 2021 heeft [appellant] aangifte gedaan van bedreiging, mishandeling en van vernieling van de woning en van vernieling van een elektrisch werk in de woning. Hij heeft bij deze aangifte verklaard dat in de woning een hennepkwekerij is opgezet, waarvoor een van de huurders verantwoordelijk is.

1.2.    Naar aanleiding van deze melding is de politie op 25 januari 2021 naar de woning toegegaan en heeft daar een reeds geruimde hennepkwekerij aangetroffen. Uit een bericht van de politie van 26 januari 2021 blijkt dat de politie hierop verder onderzoek heeft ingesteld. Uit dit onderzoek volgt dat de politie in de woning vier ruimtes heeft aangetroffen die ingericht waren geweest als hennepkwekerij. In de woning werd alleen nog isolatiemateriaal, een watervat met dompelpomp en groeibenodigdheden aangetroffen. [appellant] bleek de hennepkwekerij na die te hebben aangetroffen zelfstandig geruimd te hebben en de hennepplanten in een vuilniszak in een vuilnisbak voor de woning te hebben weggegooid. Uit onderzoek van de fraude-inspecteur van Enexis bleek dat stroom illegaal werd afgenomen ten behoeve van de hennepkwekerij. Na controle bleek de hoofdleiding voor de meter te zijn doorgesneden. Vastgesteld werd dat een provisorische verbinding met de hoofdleiding was gemaakt om buiten de meter stroom te kunnen wegnemen. Deze verbinding bleek ondeugdelijk te zijn en te leiden tot gevaar voor brand.

1.3.    Op 5 maart 2021 heeft een medewerker van de politie Oost-Brabant gereageerd op vragen van een juridisch adviseur van de gemeente Eindhoven. Daarbij heeft hij onder meer vermeld dat de politie naar aanleiding van een melding van [appellant] naar de woning is toegegaan. De politie heeft daar de geruimde hennepkwekerij aangetroffen. Uit onderzoek bleek volgens de medewerker dat de huurders van de woning absoluut niet voldoende middelen hadden om de woning te huren. De eigenaren van het bemiddelingsbureau hebben hierover verklaard dat ook uit hun onderzoek bleek dat de potentiële huurders niet aan de vereiste criteria voldeden en dat ze dit ook aan [appellant] gerapporteerd hadden. Ook hadden ze alle andere beschikbare informatie aan [appellant] verstrekt. Zij verklaarden ook dat [appellant] aan hen medegedeeld had dat het hem niet interesseerde wie de woning huurde zolang hij er maar geen ‘gezeik’ mee had. De verklaringen van [appellant] en de eigenaren van het bemiddelingsbureau weken van elkaar af als het gaat om hoe vaak [appellant] in persoon contact had gehad met de huurders, aldus de politie.

1.4.    De burgemeester heeft zich bij besluit van 15 maart 2021 op het standpunt gesteld dat hij bevoegd is om de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten. Hij acht een sluiting met inachtneming van het door hem gehanteerde beleid voor de duur van vier maanden gerechtvaardigd, omdat er bijkomende bezwarende omstandigheden zijn en sprake is van een ernstig geval. Dit volgt uit de grote hoeveelheid aangetroffen softdrugs, de gevaarzetting vanwege de elektriciteitsvoorziening van de woning en het feit dat dat er direct betrokkenen zijn met (meerdere) relevante strafrechtelijke antecedenten. Er zijn volgens de burgemeester geen bijzondere omstandigheden die in dit concrete geval tot onevenredige gevolgen leiden. Hij ziet daarom geen aanleiding om af te wijken van zijn beleid.

1.5.    Bij besluit van 7 juli 2021 heeft de burgemeester het bezwaar van [appellant] ongegrond verklaard. De woning is daadwerkelijk vier maanden gesloten geweest.

Wettelijk kader

2.       Artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet luidt: "De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf: a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;"

Aangevallen uitspraak

3.       De rechtbank heeft geoordeeld dat het beleid van de burgemeester evenredig is. Ook heeft de burgemeester volgens de rechtbank terecht het standpunt ingenomen dat de sluiting van de woning evenredig is. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat het feit dat [appellant] niet betrokken is geweest bij de hennepkwekerij nog niet betekent dat hem geen enkel verwijt kan worden gemaakt. [appellant] heeft namelijk niet alles gedaan wat hij redelijkerwijs kon doen om te voorkomen dat in de woning een hennepkwekerij werd opgericht. Ook heeft hij op het moment dat hij de hennepkwekerij had aangetroffen in de woning de politie hierover niet direct ingelicht, aldus de rechtbank.

Hoger beroep

Evenredigheid sluiting

4.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de sluiting evenredig was. Hij voert hiertoe aan dat hem geen dan wel onvoldoende verwijt kan worden gemaakt om de woning voor de duur van vier maanden te sluiten. De rechtbank heeft hem ten onrechte verweten dat hij de huurders niet kende en dat hij had moeten controleren of de huurders over voldoende inkomsten beschikten om de huur te kunnen voldoen. Dit was volgens hem niet zijn taak en plicht, maar die van Budget Housing, omdat hij dit bemiddelingsbureau hiervoor had ingeschakeld. Bovendien had Budget Housing wel de huurovereenkomst naar hem gestuurd, maar heeft hij niet de bijlagen ontvangen waardoor hij niet kon weten dat de huurders over onvoldoende inkomsten beschikten. Ook heeft de rechtbank hem ten onrechte verweten dat hij niet onmiddellijk de politie heeft verwittigd toen de hennepkwekerij werd aangetroffen, omdat Budget Housing, als professionele partij, hem heeft geadviseerd geen aangifte te doen en de hennepplanten op te ruimen.                  

4.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912), zijn bij de beoordeling van de evenwichtigheid verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, de bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. De burgemeester dient zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel.

4.2.    Ten aanzien van de mate van verwijtbaarheid heeft de Afdeling eerder overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1139), dat het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden met zich kan brengen dat de burgemeester redelijkerwijs niet van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo kan de betrokkene bijvoorbeeld geen verwijt van de overtreding worden gemaakt, als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn woning. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2116. Zoals de Afdeling onder meer in de uitspraak van 24 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2443, heeft overwogen wordt van degene die een woning verhuurt verwacht dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het pand wordt gemaakt. De rechtspraak daarover betekent dat verhuurders concreet toezicht moeten houden op het gebruik van een pand dat zij verhuren. Zoals de Afdeling in de uitspraak van 17 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2462, heeft overwogen is het niet genoeg als zij het pand alleen maar bezoeken. Zij moeten ook controles uitvoeren die zijn gericht op het gebruik van het pand.

4.3.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat het feit dat vaststaat dat [appellant] niet betrokken is geweest bij de hennepkwekerij en de aangetroffen hennep, niet betekent dat hem geen enkel verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank heeft met juistheid van belang geacht dat [appellant] de huurders bij het aangaan van de huurovereenkomst niet kende. Gelet op de verklaring van Budget House, waaraan door de politie in de reactie van 5 maart 2021 is gerefereerd, had [appellant] in dit geval moeten controleren of de huurders voldoende inkomsten hadden om de huur te kunnen voldoen. [appellant] betwist dat hij de bijlagen bij de huurovereenkomst van Budget Housing heeft ontvangen. Wat daar ook van zij, het staat vast dat [appellant] de overeenkomst heeft getekend. Voor zover de bijlagen niet aan hem zijn toegezonden, had hij daar inzage in moeten vragen. Het is vaste rechtspraak dat van een eigenaar van een woning mag worden verwacht dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het door hem verhuurde pand wordt gemaakt. Onder de hiervoor geschetste omstandigheden was het aan [appellant] als eigenaar om het gebruik van de woning te controleren en mocht hij er in dit geval niet mee volstaan alles over te laten aan Budget House.            

          Ook is van belang dat [appellant] op het moment dat hij de hennepkwekerij heeft aangetroffen in de woning, niet meteen de politie hierover heeft ingelicht. De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellant] ook hier als eigenaar van de woning niet de volledige verantwoordelijkheid bij Budget House kan leggen.

4.4.    Dat [appellant] als gevolg van de sluiting financiële schade heeft opgelopen, omdat hij zijn woning voor de duur van vier maanden niet kon verhuren, heeft niet tot gevolg dat de sluiting onevenredig was. Zoals de Afdeling in de uitspraak van 24 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:390, heeft overwogen, leidt het mislopen van huurinkomsten op zichzelf niet tot onevenredigheid. Dat [appellant] schade heeft opgelopen aan het pand, is voor de evenredigheidsbeoordeling niet relevant, nu de schade niet het gevolg is van de sluiting.

4.5.    De rechtbank heeft gezien het vorenstaande terecht geoordeeld dat de sluiting evenredig was. Het betoog slaagt niet.

Rechtsongelijkheid

5.       [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat sprake is van rechtsongelijkheid, omdat de burgemeester bij ontdekkingen van hennepkwekerijen bij andere professionele verhuurders, zoals woningbouwverenigingen, niet overgaat tot sluiting van de woning.

5.1.    Bij de afweging om al dan niet tot sluiting van een woning over te gaan mag de burgemeester betekenis toekennen aan de wettelijke waarborgen die gelden voor woningcorporaties en het transparante toewijzingsbeleid. Anders dan particuliere verhuurders mogen zij niet elk willekeurig persoon huisvesten. Aannemelijk is dat lange wachttijden bestaan en dat steeds meer mensen een urgent woonprobleem hebben, waardoor het belangrijk is dat woningen weer snel vrijkomen om de doorstroom in de sociale huursector te kunnen bevorderen en de specifieke doelgroepen te kunnen huisvesten. Particuliere verhuurders hebben een dergelijke plicht niet en zijn ook in die zin dus niet gelijk te stellen met een woningbouwvereniging. Aannemelijk is verder dat particuliere verhuurders doorgaans een voorkeur hebben voor andere doelgroepen en dat zij ook op een andere manier tot verdeling van woonruimte zullen overgaan omdat zij doorgaans een commercieel motief zullen hebben. Daarom weegt in het geval van particuliere verhuur het belang van het zichtbaar optreden tegen drugshandel zwaarder dan bij verhuur door woningbouwcorporaties. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 29 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1147.   

        Het betoog slaagt niet.

6.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

7.       De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.

w.g. Daalder

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van der Maesen de Sombreff

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2023

190-1031

Artikel delen